Voor het eerst in bijna vijf jaar tijd verlaagt de Europese Centrale Bank (ECB) de rentes. Wat betekent dat voor de economie, uw spaargeld en de pensioenen? Vijf vragen.
1. Waarom doet de ECB dit?
De ECB heeft als taak om de prijzen in de eurozone stabiel te houden, en om te zorgen voor een gezonde economie. Zijn belangrijkste wapen is de renteknop. Verhoog je de rente, dan knijp je de economie af, houden mensen de hand op de knip, en kunnen bedrijven de prijzen minder gemakkelijk verhogen. En omgekeerd: verlaag je de rente, dan wordt lenen goedkoper, en ontstaat er meer ademruimte bij bedrijven en mensen met een hypotheek- of creditcardschuld.
De afgelopen jaren verhoogde de ECB de rente om de inflatie te beteugelen, die op het hoogtepunt hoger dan 10 procent was. Inmiddels ligt de inflatie al maanden rond de 2,5 procent. Nog altijd hoger dan de bedoeling is, maar ook weer geen reden om de rente op 4,5 procent te laten staan, oordeelde de ECB.
2. Krijgt de economie nu een opkikker?
Dat zou wel nodig zijn, maar het is nog de vraag. De inflatie mag dan bijna op het gewenste niveau zijn, de economische groei is dat nog lang niet. En ook die economische groei zit in het ECB-takenpakket. De economie van de eurozone was in het eerste kwartaal van dit jaar slechts 0,4 procent groter dan een jaar eerder.
Voor het hele jaar verwacht de ECB 0,9 procent groei. Daarmee is Europa niet meteen een verloren continent: de Amerikaanse vakbroeders van de ECB (de Federal Reserve) verwachten voor de Verenigde Staten dit jaar een magere groei van 1,4 procent.
Het is de bedoeling dat een renteverlaging door de ECB – via de banken die bij de centrale bank lenen of geld stallen – doorsijpelt naar de ‘echte’ economie. Maar tegelijk nam de bank onlangs een beslissing die daar haaks op staat. Tijdens de coronapandemie kocht de ECB een ontzagwekkende hoeveelheid obligaties op, om de rente daarop extra te verlagen. Nu gaat de ECB die beetje bij beetje weer in de verkoop gooien, en creëert daarmee juist opwaartse druk op de rentes.
3. Gaat de spaarrente nu al omlaag?
Van 2018 tot medio 2022 kregen Nederlanders niet of nauwelijks rente op hun spaarrekening. De ECB verhoogde sindsdien de rente tot 4,5 procent, maar de spaarrente steeg slechts tot zo’n 1,5 procent. Toezichthouder Autoriteit Consument & Markt (ACM) kritiseerde de Nederlandse banken recent nog omdat uit eigen onderzoek bleek dat er te weinig concurrentie was op de spaarmarkt, waardoor de renteverhogingen van de ECB de spaarders onvoldoende bereiken.
Toch is het niet vanzelfsprekend dat banken deze renteverlaging aangrijpen om hun spaarrentes te verlagen. Toen de ACM een half jaar geleden begon met haar onderzoek, was er nog een flink renteverschil tussen de Nederlandse grootbanken en hun kleinere concurrenten in binnen- en buitenland. Inmiddels is dat gat een stuk kleiner. Het is dus mogelijk dat de banken nu wel degelijk elkaars hete adem voelen op de spaarmarkt, en daarom niet hun rentes nietsontziend gaan verlagen.
4. Profiteer ik wel van een lagere hypotheekrente?
Sterker: de hypotheekrente daalt al het hele jaar. De hypotheekrente steeg van 1,6 procent in 2021 naar 4,2 procent eind vorig jaar. Inmiddels is de rente lager dan 4 procent.
Dat komt doordat financiële instellingen vaak anticiperen op renteverlagingen en die alvast toepassen. En in tegenstelling tot de spaarmarkt, waar vooral banken actief zijn, is de concurrentie op de hypotheekmarkt veel groter. Daar vechten pensioenfondsen, banken en verzekeraars om marktaandeel. Het zou raar zijn als die daling ineens zou stokken na een officiële renteverlaging van de ECB.
5. Wat gebeurt er met de pensioenen?
Op dat vlak van pensioenen is het nieuws minder gunstig. Pensioenfondsen moeten berekenen hoeveel geld zij op dit moment in kas moeten hebben om alle pensioenen die zij voor de toekomst hebben beloofd, te kunnen uitkeren. Hoe hoger de rente, hoe minder er in kas hoeft te zijn: het vermogen neemt door rente immers vanzelf toe.
En omgekeerd: hoe lager de rente, hoe meer geld er in kas moet zijn en hoe minder vet pensioenfondsen op de botten hebben. De dekkingsgraad van pensioenfondsen hoort minstens 100 procent te zijn: dan is er precies genoeg in kas. Toen de rentes rond de nul procent lagen, lag die gezamenlijke dekkingsgraad onder de 90 procent.
De renteverhogingen van de ECB de afgelopen jaren droegen eraan bij dat die dekkingsgraden stegen naar een royale 124,6 procent. Inmiddels zijn die een stuk lager (114,6 procent). Nog steeds prima, maar de gouden tijden voor pensioenfondsen zijn met deze renteverlaging van de ECB voorbij, voor ze goed en wel begonnen waren.