Harry Talen (43) werkte zich in vijftien jaar op van trainee tot CEO van de internationale energiemaatschappij ENGIE. ‘Met alleen zon en wind redden we het niet.’
1. Waar komt uw interesse voor energie vandaan?
Harry Talen: ‘Die is eigenlijk met de jaren gegroeid, en heeft te maken met diverse factoren. Ik kom uit een familie van agrarische ondernemers. Mijn ouders hebben nog altijd een veehouderij ten noorden van Zwolle. Daar ben ik ook opgegroeid en heb ik jaren gewerkt. Mijn vader is inmiddels 71 jaar, maar werkt elke dag nog van ’s ochtends tot ’s avonds. Zo heb ik van huis uit de no nonsense-mentaliteit meegekregen: hard werken om een boterham te kunnen verdienen. Ik ben van mezelf al resultaatgericht. Opgroeien en werken op een boerderij hebben dat nog versterkt.
‘Ook ben ik altijd erg geïnteresseerd geweest in techniek en complexe puzzels. Ik heb technische bedrijfskunde gestudeerd aan de hts, en daarna de master gedaan aan de Universiteit Twente. Toen ik bij ENGIE begon, kwamen mijn passies voor complexe puzzels, techniek en resultaatgerichtheid samen in de energietransitie. Bij ENGIE werken ontzettend veel mensen met passie voor het vak. Dat werkte heel aanstekelijk op mij.’
2. U werkt al vijftien jaar voor ENGIE. In welke functie bent u begonnen?
Talen: ‘In 2009 solliciteerde ik op een leidinggevende functie bij een ENGIE- centrale in Bergum. Met de kennis van nu wist ik eigenlijk wel dat ik niet gekwalificeerd was. Ik kreeg een vriendelijke, nette afwijzing van ENGIE waarin ze zeiden dat ik niet voldeed aan het profiel.
‘Maar in diezelfde mail boden ze mij ook de mogelijkheid om te reageren op een traineeship dat net was begonnen op de centrale in Nijmegen. De vacaturetekst sprak mij erg aan en deed me denken aan wat ik heb meegekregen op de boerderij van mijn ouders: als je hard wilt werken en initiatief toont, dan wordt dat beloond, en krijg je de kans om jezelf te ontwikkelen. Zodoende heb ik gesolliciteerd op die functie.’
3. Hoe was dat traineeship?
Harry Talen (Staphorst, 1981) studeerde technisch bedrijfskunde aan de hts en de Universiteit Twente. Begon vijftien jaar geleden als trainee bij ENGIE, en werd op 1 mei dit jaar benoemd tot CEO. Is getrouwd, heeft drie zoons, en woont met zijn gezin in Wezep.
Talen: ‘Fantastisch! Ik weet nog heel goed dat ik voor de eerste keer die gebouwen van 80 meter hoog voor me zag opdoemen en over het pad langs die immense centrale liep en de machines hoorde ronken. Ik voelde me heel klein en dacht: ik ga nooit begrijpen hoe dit werkt. Dit is té complex.
‘Eerst heb ik het bedrijf leren kennen en vervolgens ben ik gaan meelopen in de ploegendienst. Dat was een geweldige tijd. Ik werkte daar met mannen van eind vijftig die al jaren in de centrale werkten. Voor hen was die centrale echt hun kindje. Je voelde de passie.
‘Ik was meteen helemaal om. In mijn vrije tijd fietste ik naar de centrale en bracht ik uren door achter de simulator. Ik liep met kaarten door de centrale om deze helemaal te leren kennen.’
4. Al vrij snel daarna klom u op binnen de organisatie.
Talen: ‘Ja, binnen negen maanden werd mij gevraagd of ik teamleider wilde worden. Dus moest ik die zwaargewichten met onwijs veel kennis gaan aansturen. Ik had eerst een beetje het gevoel dat zij iets hadden van: daar heb je weer zo’n jongen van de universiteit die ons gaat vertellen wat we moeten doen. Maar dat was totaal niet het geval. Ze waren super begripvol.’
5. Hoe werd u uiteindelijk CEO van ENGIE Nederland?
Talen: ‘Hoewel ik het onwijs naar mijn zin had als teamleider in Nijmegen, wilde ik toch meer leren. Ik wilde kennis opdoen van de financiële kant van de energiewereld. Ik heb toen een verzoek ingediend tot overplaatsing naar de financiële afdeling, maar dat werd afgewezen. De directie wilde dat ik op mijn plek bleef zitten.
‘Daarmee heb ik geen genoegen genomen en na enig aandringen werd ik toch overgeplaatst. Door die kennis op te doen, is mijn carrière bij ENGIE in een stroomversnelling geraakt. Ik ben gaan werken op de Maxima-centrale in Lelystad, en werd daar plant manager op mijn dertigste. Mijn eerste opdracht was kosten reduceren: ik moest 25 procent van het personeel ontslaan. Daarvan heb ik slapeloze nachten gehad.
‘Drie jaar later besloot het bestuur de managementteams van de centrales samen te voegen. Er zou dus één directeur komen voor alle centrales. Daarop konden alle plant managers reageren. Uiteindelijk heb ik het vertrouwen gekregen om die functie te vervullen. En die rol heb ik nog steeds. Op Koningsdag hoorde ik dat het bestuur mij CEO wilde maken, en dat ben ik sinds 1 mei van dit jaar.
‘Toen ik bij ENGIE begon, was het mijn droom ooit aan het hoofd van één centrale te staan. Hoewel ik ambitieus ben, had ik nooit verwacht dat ik het tot deze functie zou schoppen. Ik ben zeer vereerd.’
6. Wat zijn uw plannen met ENGIE voor de komende jaren?
Talen: ‘Ik wil graag een CEO zijn voor alle Nederlandse ENGIE-collega’s. Dus niet alleen de collega’s op de centrales moeten zich vertegenwoordigd voelen, maar alle collega’s in het bedrijf.
‘In 2045 willen we volledig duurzaam zijn en dezelfde positie hebben die ENGIE nu heeft. Dus actief zijn in de volledige keten, van de productie van energie tot de levering. Daarbij ligt de focus op duurzaamheid, betaalbaarheid en betrouwbaarheid – op leveringszekerheid dus.
‘De balans tussen die drie componenten is zeer belangrijk. Als je te veel focust op de één, dan heeft dat gevolgen voor de ander. We zouden in theorie veel sneller kunnen verduurzamen, maar dan wordt energie minder betaalbaar en betrouwbaar.’
7. U hebt vaker uw zorgen geuit over de leveringszekerheid in de toekomst. Waarom?
Talen: ‘In mijn optiek is het besef nog onvoldoende aanwezig dat leveringszekerheid iets kostbaars is. We zijn niet anders gewend dan dat er stroom uit het stopcontact komt. In dat opzicht zijn we soms wat verwend in Nederland.
‘In de toekomst gaat dat veranderen. Zoals het er nu uitziet, komt de leveringszekerheid onder druk te staan rond 2030. Er wordt nu volop ingezet op wind en zon, en dat is hartstikke goed, maar met alleen duurzame bronnen kun je de leveringszekerheid in de toekomst simpel- weg niet garanderen. Voor zo’n 80 procent van de tijd zal er genoeg groene stroom zijn, maar er is nog geen oplossing voor die overige 20 procent.
‘Centrales kun je niet rendabel houden met veel minder draaiuren, maar van energiemaatschappijen wordt wel verwacht dat ze klaarstaan als dat nodig is. En dat zal nodig zijn. Wij willen klaarstaan – ook om die maatschappelijke rol te vervullen – maar dan moeten er wel garanties komen, zoals je die in Duitsland en België al wel hebt. Daar krijgen energiemaatschappijen een vergoeding van de overheid om stand-by te staan. Daar moeten wij ook naartoe. Als dat niet gebeurt, zal in Nederland niet meer worden geïnvesteerd in nieuwe centrales.’
8. Ook de betaalbaarheid staat al flink onder druk. Is Nederland nog wel een goed land om te investeren?
Talen: ‘Wij maken ons zorgen over de kostenstijgingen in Nederland. En dan vooral over de nettarieven. De industrie heeft het al zwaar en dat remt ook investeringen in verduurzaming. De hoge nettarieven leiden ertoe dat investeringen in batterijen en elektrolysers hier niet interessant zijn.
‘Wij investeren nu bijvoorbeeld in een batterijpark bij onze centrale in Lelystad, terwijl we in België werken aan projecten die tien keer zo groot zijn. In België kregen we de garantie dat we de komende tien jaar zijn vrijgesteld van nettarieven. Dat komt doordat batterijen daar, anders dan in Nederland, niet als energiegebruikers worden beschouwd.’
9. Is er in Nederland genoeg aandacht voor de hoge kosten van de transitie?
Talen: ‘We praten in Nederland heel veel, maar we doen naar mijn mening te weinig. Er moeten keuzes worden gemaakt. Bepaalde aspecten van de energietransitie moeten echt anders worden benaderd, zoals die batterijen en de netkosten. Je kunt de investeringen niet allemaal gaan verhalen op burgers en industrie. Als je elektrificeren zó duur maakt, dan rem je de energietransitie af, en zullen bedrijven op den duur echt vertrekken.’
Maakt u zich zorgen over de toekomst van de Nederlandse energietransitie?
Talen: ‘Een tijd geleden maakte ik een boottocht over de Maas bij Luik. Je ziet daar vanaf het water allemaal vervallen gebouwen van de oorspronkelijke tapijt- en staalindustrie. Die bedrijven zijn weggegaan, en er is niets voor teruggekomen. Het is niet ondenkbaar dat ook wij industrie gaan verliezen als we zo doorgaan.
‘Het is tijd om onszelf af te vragen waar we over twintig jaar willen staan. We wonen in een fantastisch welvarend land en het is aan ons om dat zo te houden. Dus waar willen we naartoe, waar willen we staan, waar willen we over twintig jaar trots op zijn? Welke maakindustrie willen we dan hebben in Nederland? De energietransitie is gebaat bij duidelijkheid.
‘Dus of ik mij zorgen maak? Nee, daar ben ik een te optimistische persoon voor. Het moet lukken, dus het zal uiteindelijk ook wel lukken. We hebben namelijk geen andere keuze. Het is een ontzettend complexe puzzel, maar daarvan krijg ik juist energie.’