Aardappelteler Jacob van den Borne (44) runt zijn boerderij op basis van data. Met zijn Van den Borne Campus wil hij de rest van de landbouwsector meekrijgen.
1 U bent aardappelteler. Maar we staan hier in een soort commandocentrum, met grote schermen waarop we kaarten en live-informatie zien.
‘Hier droomde ik al tien jaar van. Alles wat wij op de boerderij doen, is digitaal en levert data. Dat komt hier allemaal binnen, in de ground control. Het is een digitale tweeling van de boerderij.
‘De gegevens worden onder meer verzameld door medewerkers op het veld, bijvoorbeeld met quads die bodemscans maken. Ik gebruik ook satellieten. Op één van die acht schermen kan ik zien hoe groen de gewassen zijn, op een ander hoeveel aardappelen er zijn gerooid. De informatie op de schermen wisselt per seizoen.’
2 Bent u hier nu vaker dan op het land?
‘Sinds ik aan precisielandbouw doe, denkt iedereen dat ik nooit meer op het veld kom. Het tegenovergestelde is waar, ik ben juist veel meer op het veld. Ik zie van alles in de data die binnenkomt. Dat wil ik onderzoeken.’
3 Hoeveel aardappelen teelt u en voor wie?
‘We hebben 500 tot 600 hectare aan aardappelen. Onze grootste klant is Farm Frites, die onder meer friet levert aan McDonald’s, andere fastfoodketens, groothandels en pretparken.
Jacob van den Borne
(Turnhout, België, 1981). Studeerde aan de HAS, de agrarische hogeschool in Den Bosch. Heeft sinds 2006 de leiding over familiebedrijf Van den Borne Aardappelen. Richtte recent Van den Borne Campus op. Zit ook in de AI-raad van Brainport.
‘Gemiddeld hebben we tussen de 3 en 5 miljoen euro omzet en een paar ton winst. Maar dit jaar ga ik in de min, vanwege de historisch lage aardappelprijs. Er wordt minder friet gegeten en de oogsten zijn bijna overal ter wereld gelukt. 2023 en 2024 waren ook moeilijke jaren, toen was het erg nat. Dat doet pijn, aangezien ik net forse investeringen in innovatie heb gedaan. Het hoort erbij. Er zijn ook jaren waarin ik veel geld verdien.’
4 U bent de derde generatie. Opa richtte Van den Borne Aardappelen in 1952 op. Later nam u het over van uw vader. Hij werkt hier nog steeds. Wat vindt hij van deze werkwijze?
‘Geweldig. Mijn vader is mijn grote voorbeeld en hij was ook altijd bezig met technologie en data. Zo had hij al een spuitmachine die data kon verzamelen, met van die ouderwetse floppy’s.
‘Opa schreef trouwens al alles op, in kleine leren boekjes. Die heb ik allemaal bewaard en liggen in een kast hier in de ground control. Mijn vader hield ook elke dag alle activiteiten bij. Op de dag van mijn geboorte bijvoorbeeld, stond er in de ochtend: “Jacob geboren” en ’s middags: “Bieten gespoten.’’
5 Waarom wilde u alles digitaliseren?
‘Van den Borne heeft weinig eigen grond, en ik teel vooral op land van ruim honderd andere boeren hier in de omgeving, vooral veehouders. Op hun akkers verbouw ik aardappelen, bij mij telen ze mais en gras. Een gewas mag je maar één keer in de vier jaar op hetzelfde stuk grond telen. Dus de gewassen op de akkers wisselen elk jaar.
‘Het heeft voordelen om zo samen te werken. Het probleem was alleen dat ik weinig informatie had over de grond van de boeren met wie ik samenwerkte. Je weet bijvoorbeeld niet hoe een akker is bemest en wat er eerder heeft gestaan. Dat is moeilijk managen.
Inmiddels heb ik werkplekken, evenementenruimtes, een experimenteer-akker en een luchthaven
‘Daarom heb ik dat inzichtelijk gemaakt en ben ik data over de bodem gaan verzamelen. Het is mijn eigen economische belang om overal goede aardappels te kunnen telen. Maar de andere boeren hebben er ook iets aan: zij kunnen met mijn data en software zien wat er op hun land gebeurt. En we weten precies welk gewas waar heeft gestaan en wanneer.’
6 Het blijft niet bij telen op basis van data. Afgelopen jaar opende u een campus waar u experimenteert met nieuwe technologie, zoals telen met behulp van drones, en ruimte biedt aan start-ups.
‘Mijn motto is: gaat niet, bestaat niet. Met de campus probeer ik de sector te motiveren om hightech-landbouw te adopteren. Dat gebeurt nog te weinig.
‘Boeren zijn goed in vertellen wat de overheid allemaal verkeerd doet. Ik wil juist laten zien wat er wél mogelijk is, en op deze campus wordt dat heel inzichtelijk. De overheid haalt vooral landbouwkennis bij universiteiten, maar hier zitten kennis én praktijkervaring. Er lopen ook vijf internationale studenten rond die onderzoek doen. Zij wonen in het studentenhuis op mijn erf.
‘We willen daarnaast meer start-ups naar de campus krijgen. Inmiddels heb ik werkplekken, evenementenruimtes, een experimenteer-akker en een luchthaven.’
7 Een eigen luchthaven?
‘Ik wilde meer met drones werken op mijn eigen akkers, ook heel grote drones. Maar dat mag niet zomaar. De gemeente zei dat ik de ramen en deuren van mijn schuur dicht kon doen en daar moest vliegen, want dan heb je een gecontroleerd luchtruim.
‘Dat werkt natuurlijk niet. Mijn gewassen groeien buiten. Toen ben ik gaan googelen en kwam ik erachter dat elke luchthaven een gecontroleerd luchtruim heeft. Dus wat deed ik? Ik heb een luchthavenvergunning aangevraagd en gekregen. Nu ben ik baas van een luchthaven van 70 hectare met drie landingsplaatsen en het luchtruim erboven. Die faciliteit stel ik beschikbaar aan start-ups die experimenteren met dronetechnologie.’
8 Gebruikt u inmiddels zelf drones op uw akker, bijvoorbeeld om onkruid te bestrijden?
‘Dat is allemaal in de testfase. Vliegtuigspuiten is tientallen jaar geleden verboden door “Europa”, en de overheid ziet een drone als een vliegtuig. Het is trouwens logisch dat vliegtuigspuiten is verboden. Dat is zo onnauwkeurig, drones zijn veel preciezer. Op plekken buiten Europa spuiten ze inmiddels wel met drones.
‘Zaaien met drones mag wel, maar dan moet je per zaaibeurt eerst een hele papierwinkel bij de gemeente regelen. Regent het de dag dat je wil zaaien – en waar je dus een vergunning voor hebt – dan kun je opnieuw beginnen.’
9 U zit in het Brabantse Reusel en uw akkers liggen in zowel Nederland als België. Zijn er tussen de landen grote verschillen qua regelgeving?
‘Enorme verschillen. De landen interpreteren de Europese regels op een andere manier. Dat zie ik niet als ingewikkeld, maar als een gouden kans. Ik kan hier 200 meter verder lopen en ik mag ineens iets wat in Nederland verboden is. Andersom geldt dat ook. Bovendien toont het aan hoeveel ruimte er zit in de Brusselse regelgeving.’
10 Wat is het grootste knelpunt?
‘Boeren voelen zich beperkt in het ondernemen, er zijn veel administratieve lasten en de overheid biedt geen flexibiliteit. Oudere boeren voelen zich bovendien verplicht om met hightech-systemen aan de slag te gaan, terwijl ze het al veertig jaar op hun eigen manier doen.
‘Ik doe veel met technologie, maar ben ervan overtuigd dat je ook zonder robots en drones belangrijke doelen kunt halen. Gewoon door samen te werken. Iedere boer moet bijvoorbeeld een percentage van zijn land vergroenen. Dat is zonde als je heel vruchtbare landbouwgrond hebt. Daar wil je je gewassen laten groeien.
‘Een goede oplossing zou zijn om de slechtere stukken landbouwgrond te verdelen onder boeren. Zodat ze daar kunnen vergroenen en boeren op hun vruchtbare landbouwgrond kunnen telen. Maar dat mag niet van de overheid.’
11 U wil laten zien wat er mogelijk is. Maar hebt u ook al politici over de vloer gehad?
‘Iedereen is welkom, maar ze zijn nog niet geweest. In Den Haag zijn ze druk met andere dingen. Vanuit de campus is er inmiddels wel contact met het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur.
‘Zelf heb ik goede banden met VVD, CDA en BBB. Op mijn kantoor hangt een foto van “onze” Caroline (van der Plas, red.) met onze dochter. Maar ik houd niet van politiek, omdat er te veel vanuit emotie wordt geregeerd. Ik heb niets met emotie. Ik ben een dataman.’
12 Wat leveren die data en technologie u op?
‘Ze helpen me efficiënter te telen, ik heb minder verlies. Daarnaast kan ik een kwalitatief beter product telen met minder mensen.
‘In dit vak zitten veel oude rotten met een schat aan kennis. Dat zijn de boeren die – bij wijze van – aan de vogels kunnen zien wat er op het land aan de hand is. Die kennis verdwijnt langzaam. Daarom moeten we digitaliseren. Technologie en data bieden perspectief. Hopelijk wordt het voor de volgende generaties dan aantrekkelijker om te boeren.’
13 Gaan uw kinderen het boerenvak in?
‘Daar vrees ik voor. Ze zien ons extreem hard werken en horen veel negatief gepraat over het vak. De oudste van achttien volgt een opleiding tot meesterbloembinder. Mijn zoon van dertien wil werken met koeien.
‘Het zou leuk zijn als het bedrijf overgaat naar één van mijn kinderen. Prima als er ook koeien bijkomen. En mocht het niet zo zijn, dan werken hier genoeg anderen die het bedrijf kunnen overnemen.’
‘Mijn vader hield ook alle activiteiten bij. In de ochtend:“Jacob geboren” en ’s middags: “Bieten gespoten”’
Lees ook: Hoe jonge boeren toch toekomst zien in Nederland – EW


