Ruim 440 miljard euro ging er de afgelopen jaren naar noodlijdende eurolanden. Wat er met dat geld is gebeurd, valt niet te achterhalen.
Hoeveel van de noodsteun aan eurolanden is onmiddellijk gebruikt om schulden aan banken af te lossen? Een simpele maar ook relevante vraag, want direct na de eerste (van drie) steunoperaties aan Griekenland beweerden critici dat de steun vooral was verstrekt om Franse en Duitse banken uit de brand te helpen.
Het is schokkend, maar niemand heeft het antwoord. Ja, de betrokken banken weten het wel, natuurlijk. Maar geen enkel onafhankelijk controle-instituut kan het totale bedrag achterhalen dat rechtstreeks naar de banken is gegaan.
De Nederlandse Algemene Rekenkamer deed een poging, maar liep vast, zo blijkt uit het vorige week gepubliceerde onderzoek Noodsteun voor eurolanden tijdens de crisis. Eerder probeerde het Internationaal Monetair Fonds (IMF) helderheid te krijgen, maar ook dat kreeg er geen vinger achter.
De ruwe schattingen over wat er direct naar banken is overgemaakt, lopen enorm uiteen, van een kwart tot driekwart van het totale steunbedrag. Het gaat in elk geval om tientallen miljarden euro’s, daarover is iedereen het eens.
Roekeloos
Volgens de Griekse econoom Yiannis Mouzakis is van de eerste twee steunoperaties aan Griekenland – voor in totaal ruim 244 miljard euro – naar schatting 35 miljard besteed aan ‘herstructurering van schulden aan de financiële sector’ en nog eens 41 miljard euro aan rentebetalingen – waarschijnlijk ook grotendeels aan banken.
Overigens zijn de banken niet zonder kleerscheuren afgekomen van hun tamelijk roekeloze kredietverstrekking aan perifere eurolanden. Door het zogeheten Private sector involvement programma (PSI) hebben de banken bijna 46 miljard euro moeten afschrijven op leningen aan Spanje, Griekenland en Ierland. Het grootste deel hiervan had waarschijnlijk betrekking op Griekenland.
Van het eerste steunprogramma ter waarde van 107 miljard euro (2010-2011) hebben de Grieken circa 69 miljard gebruikt voor het aflossen van schulden aan banken en obligatiehouders. Van het tweede steunprogramma, van 137 miljard, is bekend dat de Grieken bijna 51 miljard nodig meenden te hebben voor schuldaflossingen, maar hoeveel ze hieraan daadwerkelijk hebben besteed, is volgens de Algemene Rekenkamer ‘niet bekend’.
Cruciaal
De afgelopen vijf jaar is er in totaal 442,5 miljard euro aan noodsteun gegaan naar landen die tijdens de eurocrisis in financiële problemen waren gekomen. Meer dan de helft, namelijk bijna 260 miljard, ging tot nu toe in drie pakketten naar Griekenland.
Dat er drie steunrondes nodig waren om de Griekse financiële huishouding weer enigszins op orde te krijgen, is op zich al opmerkelijk. De Rekenkamer wijt dit vooral aan de onbetrouwbaarheid van de Griekse informatie die is gebruikt bij de eerste steunoperatie in 2010 en 2011.
Zo’n ervaring zou al voldoende moeten zijn om dergelijke miljardenoperaties achteraf grondig te evalueren. En om te controleren of de miljarden op de juiste manier zijn besteed.
Veel cruciale informatie over de noodsteunoperaties is moeilijk te achterhalen omdat de noodfondsen zich niet te diep in de kaarten laten kijken. Van de 442,5 miljard euro noodsteun is 185,5 miljard verstrekt via het in 2010 in allerijl opgetuigde noodfonds European Financial Stability Fund (EFSF), waarop geen enkele onafhankelijke controle is geweest.
Dit ‘private’ fonds zetelt namelijk in Luxemburg, wat betekent dat er alleen een board of directors is die zichzelf controleert.
Bodemloze put
Volgens minister van Financiën Jeroen Dijsselbloem (PvdA) is het dan ook juridisch onmogelijk het fonds aan externe controle – van accountants of de Europese Rekenkamer – te onderwerpen. Bovendien vindt hij de interne controle afdoende, zo liet hij in een reactie weten. De Rekenkamer pleit voor onafhankelijke controle.
Informatie over hoe de noodsteun ooit wordt terugbetaald, is eveneens schaars. Uit gegevens van de Europese Commissie en de noodfondsen blijkt alleen hoeveel rente de eurolanden moeten betalen, en wanneer de leningen uiterlijk moeten zijn afgelost.
Details, zoals het aflossingsschema en te betalen kosten, zoals beheerkosten en fees, zijn niet openbaar. Dit maakt het voor buitenstaanders, zoals economen, vrijwel onmogelijk om te beoordelen of eurolanden in staat zijn de komende jaren aan hun verplichtingen te voldoen.
Dijsselbloem pareert de kritiek: ‘Ik ben van mening dat er breder gekeken moet worden dan de exacte besteding van de noodsteun, om te kunnen beoordelen of de steun effectief is geweest.’ Kennelijk acht hij het weinig zinvol te zoeken naar de bodem in een bodemloze put.
Elsevier nummer 38, 19 september 2015