Kabinet moet de onredelijke belasting op spaargeld zo snel mogelijk herzien

Door de lage rente, loont sparen nauwelijks. De overheid trekt zich daar niets van aan en belast spaarders alsof zij een hoog rendement halen. Dat oneerlijke systeem moet op de helling.

Wie de afgelopen weken belastingaangifte heeft gedaan, kan het niet zijn ontgaan. De Belastingdienst wil weten hoe groot uw vermogen was op 1 januari 2013. Er is een kleine persoonlijke vrijstelling van 21.139 euro, maar over de bulk betaalt u 1,2 procent belasting.

De redenering daarachter is curieus. De overheid gaat ervan uit dat u hoe dan ook 4 procent rendement heeft behaald. Over dat fictieve rendement betaalt u 30 procent belasting. Het punt: het is moeilijk om spaarders te vinden die 4 procent rente krijgen.

De overheid eist meer belasting dan spaarders aan rente krijgen, waardoor dat spaargeld wordt uitgehold. De Bond voor Belastingbetalers klaagt daar terecht over en wil een proefproces aanspannen tegen de staat. De rechter moet oordelen of de heffing van 1,2 procent rechtmatig is.

Het verweer van de staat is bekend. In jaren waarin de rente laag is of beurzen slecht presteren, pakt de heffing nadelig uit. In jaren dat de rente hoger is of beurzen flinke winsten opleveren, profiteert de burger van het systeem. Dan hoor je niemand klagen.

De commissie-Van Dijkhuizen, die het kabinet adviseerde hoe belastingheffing kan worden verbeterd, stelde vorig jaar voor het rendement van 4 procent te vervangen door een gemiddelde van de laatste vijf jaar. Het veronderstelde rendement zou daardoor bijna worden gehalveerd.

Dat burgers in goede jaren profiteren van het huidige stelsel, doet niets af aan de onrechtvaardigheid ervan. Het is apert onredelijk dat de staat spaargeld van burgers afneemt. Het kabinet moet de heffing op vermogen daarom snel herzien.