Het toezicht van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) is onder de maat. De in mankracht gehalveerde dienst is ‘uitgebeend’, ‘wegverdund’ en ‘kapotbezuinigd’, zeggen betrokkenen.
Dat blijkt uit een onderzoek van de Stichting Maatschappij en Veiligheid, die onder leiding staat van Pieter van Vollenhoven.
Het toezicht is zo ondermaats, dat er een verhoogd risico is op voedselincidenten, zoals de uitbraak van de EHEC-bacterie twee jaar geleden.
Bezuinigingen
De NVWA is in 2003 onder premier Jan-Peter Balkenende weggehaald van de verantwoordelijkheid van het ministerie van Volksgezondheid, in in plaats daarvan onder Landbouw (nu: Economische Zaken) komen te vallen. Daardoor is de NVWA een ‘speelbal’ van lobby-activiteiten van de landbouwsector geworden, en zijn risico’s voor de volksgezondheid ondergeschikt geraakt.
Ook is het aantal fulltime medewerkers van de inspectiedienst in tien jaar bijna gehalveerd van 3.700 naar 2.175.
Risico’s
Er zou onder meer weinig gedaan worden aan slachthuizen die hun zaken niet op orde hebben. Ook het massale gebruik van antibiotica in de veesector, waardoor veel bacteriën daartegen resistent worden, wordt niet aanpakt.
De paardenvleesaffaire van afgelopen winter, waarbij bleek dat veel producten fraudeerden door paardenvlees in hun producten te verwerken zonder dit te vermelden, zou ook pas laat ontdekt zijn doordat de NVWA slecht functioneert.