Nederland heet een vrij land te zijn. Maar eigendommen van burgers worden als ‘belasting’ onder dreiging van opsluiting op grote schaal geconfisqueerd. Toch blijft belastingoproer uit. Hoe komt dat?
De overheid pakt zo’n 45 procent af van alles wat burgers en bedrijven samen in één jaar verdienen. Dat is nogal wat. Voor de Tweede Wereldoorlog gaf de staat niet meer dan 10 procent van het nationaal inkomen uit.
Sindsdien is de staat van beschermer van het individu de voornaamste belager van zijn geld geworden. Dit is een van de paradoxale gevolgen van democratie. Een meerderheid kan besluiten dat zij een deel van de eigendommen van de minderheid wil hebben. Als iemand zijn belasting niet betaalt, komt de deurwaarder het halen, desnoods met hulp van de politie, onder dreiging van geweld en opsluiting.
Deze grootschalige geldafpakkerij beknot de vrijheid op ongekende wijze. Een belastingopstand kan het logisch gevolg zijn, maar die komt er niet. Waarom niet? Waarschijnlijk omdat burgers te veel te verliezen hebben, mensen inmiddels gewend zijn geraakt aan hoge belastingen, en Nederland in vergelijking met het gros van de andere landen geen onaangenaam land is om te wonen. Dus leggen veel mensen zich tandenknarsend bij de hoge belastingen neer.
Ook niet-belastingbetalers mogen stemmen
Het was een Britse koning die duizend jaar geleden door belastingbetalende edelen als eerste soeverein werd gedwongen om afstand te doen van zijn absolute macht en hun een stem te geven in de bestemming van hun belastinggeld. Met kleine stapjes, en af een toe een revolutionaire grote stap, heeft inmiddels iedereen in de westerse wereld – meestal vanaf 18 jaar – stemrecht. Het paspoort bepaalt of iemand mag stemmen.
Veel kiezers krijgen meer geld via het Haagse afpakcircuit dan dat zij eraan betalen. Zij dragen dus niet bij aan ’s lands schatkist, maar hebben wel de mogelijkheid om, via een meerderheid in het parlement, hun wil op te leggen. En dat doen ze ook. Het incasseren van belastingen gebeurt bewust op versluierde wijze. Zo worden werkgevers en bedrijven ingezet als incassokantoren. Zij houden loonbelastingen, premies, btw en accijnzen in en sluizen die door naar Den Haag.
Als de overheid loonbelasting wil innemen, hoort ze aan te kloppen bij de werknemer zelf. Maar als dat zou gebeuren, dan zouden werknemers hun brutosalaris en meer op hun bankrekening gestort moeten krijgen. Als zij daarvan 35 procent tot meer dan de helft met een transactie naar Den Haag moeten overmaken, wordt het bewustzijn van de belastingbetaler over de hoogte van te betalen belastingen veel groter.
In een land als Zwitserland krijgen burgers een factuur met daarop de belastingen die ze moeten betalen. Om die soms zeer hoge rekening te kunnen betalen, moeten zij een deel van hun salaris apart zetten. Hierdoor zijn de Zwitsers erg bewust van de geldafpakkerij door de staat. Of het een gevolg is of niet, feit is dat de belastingen fors lager zijn.
Allemaal in overheidsdienst
Behalve geldafpakmachine is de overheid ook de grootste werkgever. Niet alleen werken één miljoen Nederlanders direct voor de overheid, via onderaannemers, opdrachten en subsidies zijn miljoenen werknemers en ondernemers direct of indirect ontvanger van belastinggeld. Alleen al in de zorg werken 1,4 miljoen mensen.
Dat partijen die vóór de grootschalige geldafpakkerij zijn veel steun krijgen, is nauwelijks verwonderlijk. Zo lang zovelen voor hun inkomen afhankelijk zijn van belastingopbrengsten, zal de zogenaamd vrije Nederlandse staat een dwingende geldafpakmachine blijven.