Overheden in ontwikkelde landen zetten alles op alles om de economische gevolgen van het coronavirus te beperken. Opkomende economieën hebben daarvoor veel minder financiële ruimte, schrijft Marijn Jongsma, zeker nu westerse beleggers zich massaal terugtrekken.
Door de coronacrisis zijn ze voorzichtig geworden. En, zo weet Rob Drijkoningen van de Amerikaanse vermogensbeheerder Neuberger Berman uit ervaring: in periodes van stress zijn opkomende markten vaak het grootste slachtoffer. ‘Beleggers prefereren liquiditeit en hebben ineens een kortere beleggingshorizon. Het hemd is nader dan de rok. Ze kiezen voor landen die ze beter begrijpen.’
Forse waardedalingen
De kapitaalvlucht die daardoor ontstaat, is goed zichtbaar op de valutamarkten. Ten opzichte van de grootste wereldmunt, de Amerikaanse dollar, hebben de valuta’s uit opkomende landen het bijzonder slecht gedaan. De Mexicaanse peso, de Braziliaanse real en de Zuid-Afrikaanse rand verloren sinds begin dit jaar meer dan 20 procent van hun waarde. De Nigeriaanse naira, de Indonesische roepie, de Colombiaanse peso en de Russische roebel verloren meer dan 15 procent.
Marijn Jongsma (1969) is economisch redacteur bij Elsevier Weekblad. Hij blogt wekelijks op donderdag over financieel- en macro-economische onderwerpen.
Andere sleutelvaluta’s, zoals het Britse pond, de euro, de Japanse yen en de Chinese yuan zijn uitgedrukt in dollars zo ongeveer stabiel gebleven. Een lagere munt is niet alleen maar slecht nieuws. Landen die veel exporteren, worden zo vanzelf goedkoper, al blijven toeristen weg zolang het coronavirus rondwaart.
Harde valuta’s
De grootste schade is voor landen die nog nauwelijks over een eigen kapitaalmarkt beschikken en daarom in ‘harde’ valuta’s, zoals de dollar, op de internationale kapitaalmarkt moeten lenen. Uitgedrukt in de eigen valuta wordt hun schuld fors hoger als de koers ten opzichte van de dollar instort.
Geld verdienen in de eigen munt en lenen in een harde munt: het blijft een gevaarlijke combinatie. Hongaren met een Zwitserse hypotheek kunnen erover meepraten. Veel landen kiezen er dan ook voor om staatsobligaties in de eigen munt uit te geven, zelfs als ze daar – vanwege het hogere valutarisico voor de belegger – een wat hogere rente voor moeten betalen. Brazilië is daarvan een goed voorbeeld. Maar buurland Argentinië heeft grote dollarschulden en staat aan de vooravond van een zoveelste bankroet.
Fors meer rente
De zogenoemde frontier-landen, die voor beleggers nog iets riskanter worden geacht dan opkomende markten, lenen het vaakst in dollars. Angola bijvoorbeeld, waar de koers van de staatsobligaties is gehalveerd. De zwakste landen betalen op hun dollarleningen nu gemiddeld 10 procentpunt meer rente dan de Verenigde Staten zelf, rekent Drijkoningen voor.
Lees ook: Hoe gaan we de coronacrisis betalen?
Net als Brazilië lenen de opkomende landen China, India, Rusland en Zuid-Afrika grotendeels in de eigen munt. En net als in de Verenigde Staten en de eurozone zijn de centrale banken in veel opkomende landen met grote steunprogramma’s begonnen om het rente-opdrijvende effect van de kapitaalvlucht beperkt te houden.
Daling olieprijs
Niet alleen de kapitaalvlucht leidt tot stress. De vraaguitval door de coronacrisis heeft, samen met onenigheid onder olie-exporteurs, geleid tot een stevige val van de olieprijs. Het effect daarvan verschilt uiteraard: het is slecht nieuws voor olie-exporteurs als Angola, Nigeria en Rusland, en goed nieuws voor importeurs als India, Turkije en Zuid-Afrika.
Uiteraard maakt het ook nogal uit wat de uitgangspositie is. De staatsschuld van Turkije is met 38 procent van het nationaal inkomen laag, waardoor de budgettaire effecten van een hogere rente redelijk beperkt blijven. In Brazilië en Angola is de schuldquote grofweg het drievoudige.
IMF en China
Is er een kans dat de coronacrisis tot een nieuwe schuldencrisis in armere landen leidt? Landen als Ecuador en Angola zitten op het randje, zegt Drijkoningen. Maar net zoals in de eurozone, waar Italië al jarenlang het zorgenkind is, gaat het niet alleen om de koele cijfers. Sommige landen zullen steun krijgen van het Internationaal Monetair Fonds (IMF), al moeten ze dan wel bepaalde hervormingen accepteren (zoals bezuinigingen op het staatsapparaat) die politiek gevoelig liggen. En dan zijn er nog staten die kunnen lenen in China. Financiële problemen elders zijn voor Peking een uitgelezen moment om de eigen invloedssfeer uit te breiden.