Engels op de universiteit is zo gek nog niet. Arbeidsmarkt staat voor globaliseringsgolf

Campus Tilburg University met de naam op het gebouw. Voorheen heette de universiteit Universiteit van Tilburg. Foto: ANP.

Engels als voertaal op de universiteit? In cultureel opzicht misschien een verarming. Maar in economisch opzicht verstandig, schrijft Marijn Jongsma.

De hoogopgeleide native speaker zal wellicht grinniken om het soms beroerde Engels dat op steeds meer Nederlandse hogescholen en universiteiten wordt gesproken. Toch is het meer dan een modegril. De bovenkant van de arbeidsmarkt internationaliseert razendsnel.

Globalisering en de onderkant van de arbeidsmarkt

Aan de onderkant van de arbeidsmarkt zijn ze al behoorlijk wat gewend. Al sinds de jaren zestig is de productie in Nederland op grote schaal verhuisd naar lagelonenlanden, waardoor er veel banen in eigen land zijn verdwenen. Deze ‘globalisering’ bracht lagere kosten, welvaart en uiteindelijk nieuwe banen, maar ook veel onzekerheid voor werknemers in de industrie.

Marijn Jongsma (1969) is economisch redacteur bij EW. Hij blogt wekelijks over financieel- en macro-economische onderwerpen.

Valt er nu nog veel productie te verplaatsen? Er is al veel verdwenen. Nieuwe productiemethoden, zoals de 3D-printer, maken het inmiddels economisch weer haalbaar om kleinere hoeveelheden dicht bij de afnemers te vervaardigen. Bovendien loopt er sinds de coronacrisis een debat over de complexiteit van internationale productieketens. Zijn we niet te afhankelijk geworden?

In dienstensector moet de revolutie nog beginnen

Deglobalisering’ is het etiket op een verzameling krachten die tegen de langdurige trend van uitbesteding ingaan, en waarvan de uitkomst nog ongewis is. Hoe dan ook is de focus in deze discussie vooral op productmarkten.

‘In de dienstensector staan we pas aan het begin wat outsourcebaar is,’ valt te lezen in het recent verschenen rapport ‘Globalanceren’, opgesteld door de onafhankelijke denktank Denkwerk (met ‘meedenkers’ als Rabo-econoom Barbara Baarsma, voormalig minister en Akzo-topman Hans Wijers en hoogleraar ondernemingsrecht Jaap Winter in de gelederen).

Feit is dat diensten en productie steeds meer worden ontkoppeld, en dat diensten makkelijker te verplaatsen zijn dan productie – simpelweg doordat ze in toenemende mate puur digitaal zijn. Denk aan de fases voor en na productie en vervoer: onderzoek en ontwikkeling, ontwerp, en daarna marketing en service.

Coronacrisis zorgde voor versnelling

De coronacrisis is hierin niet doorslaggevend, maar heeft bestaande ontwikkelingen wel versterkt. Er kan meer op afstand dan we dachten, en het kantoor zal waarschijnlijk niet in volle glorie terugkeren. Dat zal de ‘globalisering van diensten’ versnellen, verwacht Denkwerk. ‘Dan wordt het voor een opdrachtgever mogelijk om de beste kwaliteit of de laagste prijs wereldwijd te sourcen.’

Dan hebben we het niet over het invliegen van expats of het inhuren van buitenlandse callcenters. De denktank verwacht dat bedrijven in toenemende mate buitenlandse werknemers in dienst nemen die helemaal niet verhuizen, maar gewoon in eigen land blijven door vanuit huis of een lokaal kantoor te werken.

Lees ook dit omslagverhaal terug: Wordt het Nederlands bedreigd?

En niet alleen voor eenvoudige werkzaamheden. ‘Covid-19 heeft ook mensen met complexere beroepen gedwongen om thuis te werken. Voor veel bedrijven wordt het in de toekomst het overwegen waard om data-analyse en onderzoek uit te besteden in landen waar meer kennis is, of waar lonen lager zijn.’

Helft banen staat op de tocht

Denkwerk verwacht  dat de ‘dienstenglobalisering’ bijna de helft van de banen op de tocht kan zetten, door ‘digitale concurrentie’ vanuit het buitenland. Uiteraard zijn we daar zelf bij. De nieuwe mogelijkheden roepen zonder twijfel tegenkrachten op, waardoor de schade lager uitvalt. Overheden kunnen via aanbesteding en regulering lokale dienstverlening afdwingen, en beroepsorganisaties zijn lang in staat om via allerlei eisen en standaarden internationale concurrentie buiten de deur houden.

Maar toch: in de corporate wereld (in Nederland en elders) van grote internationale ondernemingen wordt Engels gesproken, en er zitten op cruciale posten (ook in de raden van bestuur) al veel expats. In die cultuur is een volgende stap op de internationale arbeidsmarkt snel gemaakt. Die volgende stap is niet alleen een breder zoekgebied voor een groter aantal functies, maar ook het besluit de nieuwe werknemers lokaal te laten opereren.

Vanuit Sneek concurreren met Kiev, en andersom

Terug naar het Nederlandse perspectief: is deze vorm van globalisering een bedreiging voor degenen aan de bovenkant van de arbeidsmarkt? Op het eerste gezicht wel. De handen aan het bed zijn niet op afstand te leveren. Maar de programmeur uit Sneek concurreert wel met zijn vakgenoot in Kiev.

Daartegenover staan pluspunten. De schaarste in diverse specialistische functies is immens. Door meer internationale arbeid in te huren, wordt voorkomen dat Nederlandse bedrijven vastlopen. Bovendien kan de programmeur uit Sneek zijn diensten ook wereldwijd aanbieden zonder zijn geliefde Friesland te hoeven verlaten. Voorwaarde is wel dat hij zijn vak verstaat en er in het Engels over kan communiceren. Engels in het onderwijs is dus eigenlijk helemaal niet zo’n gek idee, als het gaat om studenten die met wereldwijde concurrentie te maken krijgen.