In juni van dit jaar is het achtmiljoenste huis aan de huizenvoorraad toegevoegd, schreef het Centraal Bureau voor de Statistiek donderdag. Een imposante hoeveelheid, maar volgens een gangbare rekenmethode zijn dat toch nog een kleine 300.000 huizen te weinig. En dat tekort is niet zomaar weggewerkt, schrijft Jeroen van Wensen.
In 1899 telde Nederland 6,9 miljoen inwoners en 1,1 miljoen huizen. Een ruime 120 jaar later is de bevolkingsomvang meer dan verdubbeld naar 17,5 miljoen inwoners, het aantal huizen verzevenvoudigd naar 8 miljoen. Minder mensen per huis, schrijft het CBS: ‘In 1921 was er voor iedere 4,8 inwoners een woning, honderd jaar later is er één woning voor elke 2,2 inwoners.’
Al vele decennia ligt de bewonersdichtheid laag. Pleidooien om meer bewoners in één huis te stoppen, klinken sympathiek, maar zijn vaak lastig te realiseren (want wie heeft er nou zin om de logeerkamer permanent te verhuren aan een student?).
Hoge huizenproductie tijdens de wederopbouw
Voor de Tweede Wereldoorlog kwam de bouwproductie uit op iets boven de 40.000 huizen per jaar. De productie kwam tot stilstand tijdens de oorlog, toen het geweld per saldo zorgde voor de ‘sloop’ van 104.000 huizen.
Tijdens de wederopbouw ging de productie fors omhoog, waarbij de bouw in 1973 piekte op 143.000 huizen. Niveaus van boven de 100.000 huizen per jaar, voor het eerst gehaald in de jaren zestig van de vorige eeuw, raakten sinds 1990 steeds verder buiten beeld. Met bijvoorbeeld in 2003 een jaarproductie van nog geen 50.000 huizen, en in 2016 van 44.000.
Sinds 2005 zijn er zowel een miljoen inwoners als een miljoen huizen bijgekomen. Onvoldoende om de tekorten op de huizenmarkt op te lossen. Het tekort staat volgens gangbare berekeningen in 2021 op 279.000 huizen, en dat loopt in 2025 op tot 315.000 huizen. Hoe dat tekort ooit is in te lopen, blijft de vraag. Het afgelopen jaar publiceerde EW hierover diverse artikelen.
Tekorten door ontbreken van visie, lage rente en immigratie
Gemeente, provincie en Rijk hebben geen gezamenlijke bouwvisie. Het leidt er vaak toe dat bestuurslagen elkaar tegenwerken, in plaats van samen de schouders eronder te zetten. Met als resultaat dat de bouw in veel regio’s stokt. Polder Rijnenburg bij Utrecht is hiervan het schoolvoorbeeld: daar wachten de huizen op een besluit over windmolens.
Bovendien maakt de lage rente vastgoed spotgoedkoop. Wie toegang heeft tot financiering (huiseigenaren), koopt voor een habbekrats aan maandlasten een tweede (vakantie)huis. Die tweede huizen tellen ook mee in de bouwproductie, maar lossen de woningnood niet op.
Tot slot veroorzaakt de aanhoudende bevolkingsgroei, bijna geheel het gevolg van immigratie, druk op de huizenmarkt. De Poolse arbeidsimmigrant bouwt zijn eigen huis, het Syrische vluchtelingengezin krijgt voorrang bij de toewijzing van de socialehuurwoning.
Het is aan het volgende kabinet om de problemen op de huizenmarkt serieus te nemen.