Extinction Rebellion kreeg afgelopen weekend ruim baan om te demonstreren bij Tata, constateert Joris Heijn. Krijgt het staalbedrijf, dat beseft dat het moet vergroenen, ook ruimte om te veranderen?
En weer is de grens van het toelaatbare in Nederland een stukje verlegd. Snelwegdemonstraties voor het klimaat op de Haagse A12 behoren inmiddels tot het meubilair. En afgelopen weekeinde betraden Greenpeace en Extinction Rebellion het terrein van Tata Steel in IJmuiden, terwijl de lokale overheid dat had verboden vanwege het risico op ongelukken. Toch keek Greenpeace uiteindelijk tevreden terug op een demonstratie met nul arrestaties.
Tata Steel verliest in rap tempo maatschappelijk krediet. Het is de grootste uitstoter van CO2 en stoot ook allerlei gevaarlijke stoffen uit in de omgeving. Het bedrijf erkende de problemen laat en ook de toezichthoudende overheid opereerde wel erg met de Franse slag.
Tata beseft dat het anders moet, maar dat kost veel tijd, geld en meewerkende overheid
Dat laat onverlet dat Tata inmiddels beseft dat het anders moet. Maar het ombouwen van een ‘vies’ bedrijf als Tata gaat nu eenmaal niet een-twee-drie. Dat kost veel tijd (jaren), veel geld (miljarden) en een meewerkende overheid (vergunningen, infrastructuur en dergelijke).
Jonge Tata-medewerkers brachten een paar dagen voor de demonstratie een bezoek aan Greenpeace. ‘Wij willen hetzelfde’ was hun boodschap: werken aan groen staal. Zij wilden in gesprek, en niet telkens worden weggezet. Die constructieve opstelling valt te prijzen. Want uiteindelijk zijn betrokken Tata-medewerkers de enigen die het bedrijf over het geitenpaadje kunnen loodsen door Tata om te bouwen tot een ‘groen’ staalbedrijf waarop Nederland weer trots is, in plaats van op neerkijkt.