Fraaie economische cijfers, maar kabinet moet lasten niet doorschuiven naar de toekomst

Foto: Laurens van Putten/HH/ANP

Ondanks de hoge inflatie neemt de koopkracht toe en stijgt de werkgelegenheid. Maar er is ook reden tot zorg. Bij ongewijzigd beleid loopt de staatsschuld over tien jaar op tot 60 procent, schrijft Jeroen van Wensen.

Na twee kwakkeljaren groeit de economie weer, neemt de koopkracht ondanks de hoge inflatie toe en stijgt de werkgelegenheid. Het zijn fraaie cijfers die het Centraal Planbureau liet zien in de augustus-raming. Die zijn vooral het gevolg zijn van de lastenverlichtingen in het Hoofdlijnenakkoord van PVV, NSC, VVD en BBB .

Deze raming dient als basis voor de besluitvorming over de begroting van komend jaar, die het kabinet-Schoof op 30 augustus moeten hebben afgerond. Dat betekent dat het Hoofdlijnenakkoord komende dagen verder moet worden uitgewerkt. Kunnen ministers meer uitgeven of moeten ze juist extra op de rem trappen?

Niet toegeven aan roep om lastenverlichtingen

Op het eerste gezicht dwingen de fraaie cijfers van het Centraal Planbureau niet tot extra bezuinigingen. De staatsschuld neemt weliswaar toe van 45 procent naar 50 procent in 2028, maar is dan nog ver verwijderd van het maximum van 60 procent van de omvang van de economie (het bbp).

Tot en met 2028 schommelt het begrotingstekort tussen 2 en 3 procent. Alleen in 2026 is dat eenmalig 3,3 procent, wat valt toe te schrijven aan een reparatie van 8,5 miljard euro ten behoeve van de pensioenen voor defensiepersoneel.

Die ruimte in de begroting zal ongetwijfeld de roep versterken om meer uit te geven en af te zien van belastingverhogingen die zijn voorgesteld in het Hoofdlijnenakkoord. Zo krijgen sportverenigingen en de cultuursector een btw-verhoging voor hun kiezen.

Hoewel die roep om daarvan af te zien te begrijpen valt, dient die wel te worden genegeerd. Want als je de blik iets verder naar de toekomst verlegt, dan kantelt het beeld volledig. Sinds dit jaar vraagt de Europese Commissie bij de lidstaten een schuldprojectie op: hoe ontwikkelen begrotingstekort en staatsschuld zich in de komende veertien jaar?

Waarom er maar weinig overblijft van de fraaie cijfers

In de schuldprojectie die het Centraal Planbureau heeft opgesteld, blijft weinig over van de fraaie cijfers. Bij ongewijzigd beleid loopt de schuld over tien jaar op tot 60 procent en stijgt door naar 70 procent in 2038. Meer AOW-uitkeringen en een groot beroep op de zorg zijn de boosdoeners. Net als de toenemende rentelasten op de staatsschuld.

Het is natuurlijk wel de vraag of je fors moet ingrijpen op de begroting, voor een lastig te voorstellen toekomst. Het Centraal Planbureau schrijf zelf ook dat ramen lastig is – en steeds lastiger lijkt te worden.

Mogelijk als gevolg van grote economische schokken in recente jaren – corona, energie, Oekraïne – werken de economische modellen niet goed meer. Want terwijl de economie in de afgelopen twee jaar kwakkelde, nam de werkloosheid niet toe en stegen de belastinginkomsten. Dat zou eigenlijk niet moeten kunnen, maar het gebeurde wel.

Structureel hoog begrotingstekort

Een meer urgente reden om toch te kijken of het met de uitgaven in de komende jaren wat minder kan, is het structureel hoge begrotingstekort van het kabinet-Schoof. In een economie die groeit en waarin iedereen die wil werken, kan werken, moet de overheid geen begrotingstekorten van meer dan 2 procent willen hebben.

Die zijn momenteel helemaal niet nodig en daarom moet het kabinet de lasten niet doorschuiven naar de toekomst. Bovendien kan zich weer een economische schok aandienen. Dat brengt onherroepelijk met zich mee dat het kabinet alsnog moet bezuinigen. Of de staatsschuld schiet omhoog, terwijl die net terug is op het niveau van 2007.

Minister-president Dick Schoof zei naar aanleiding van de augustus-raming dat er ‘pijnlijke keuzes’ moeten worden gemaakt. Hopelijk maken zijn ministers die ook.

Schrijf u in voor onze ochtendnieuwsbrief

Abonneer u op de gratis nieuwsbrief EW Ochtend en start de dag scherp met de belangrijkste artikelen over politiek, economie en buitenland.