Feiten en meningen zijn in deze tijd steeds moeilijker te onderscheiden, zeker in het debat over klimaatverandering en wat de mens hieraan moet doen. Politici moeten de wetenschap serieus nemen, maar andersom moeten wetenschappers geen politiek willen bedrijven, schrijft filosoof- en aardwetenschapper-in-spe Willem Jan Blom in een artikel voor EW Podium.
In het klimaatdebat lopen politiek en wetenschap op een verwarrende manier door elkaar. Bijvoorbeeld als politici ter rechterzijde de consensus onder klimaatwetenschappers niet accepteren en met zelfgemaakte grafiekjes proberen aan te tonen dat er niets aan de hand is. Maar ook als politici aan de linkerkant van het spectrum beweren dat alleen zij ‘de wetenschap’ volgen. Daarmee bedoelen ze dat alleen hun partij klimaatdoelen wil stellen waarmee de wereldwijde opwarming tot 1,5 graad beperkt blijft. Echter, de wetenschap laat zich niet zo simpel voor een politiek karretje spannen.
Willem Jan Blom (21) studeert aardwetenschappen en filosofie aan de Universiteit Utrecht. Hij is betrokken bij discussies over klimaatverandering en de ouderdom van de aarde.
Dit is een artikel van EW Podium. Daarop publiceert de redactie van EW elke week diverse artikelen van jonge schrijvers, die vanuit hun eigen onderzoek, expertise of werkervaring willen bijdragen aan het publieke debat.
Geen duidelijke grenzen
Al sinds de achttiende eeuw zijn de meeste filosofen het erover eens dat er een scherp onderscheid bestaat tussen wat het geval is en hoe we daarop moeten reageren. Met andere woorden: je kunt logisch gezien geen morele uitspraken afleiden uit feitelijke beschrijvingen. Dat is belangrijk, want dat betekent dat de wetenschap niet kan voorschrijven hoeveel opwarming we moeten voorkomen. De wetenschap kan alleen aangeven welke gevolgen een bepaalde hoeveelheid opwarming teweegbrengt. Het is vervolgens een politieke vraag of we die opwarming willen voorkomen.
De klimaatwetenschap maakt het de politiek daarbij extra lastig, omdat er geen duidelijke grenzen in het klimaatsysteem zijn. Volgens sommige klimaatwetenschappers is het mogelijk dat er een punt wordt bereikt waarop de opwarming van de aarde op hol slaat. Het is echter niet bekend bij welke opwarming dit zou gebeuren. Vooralsnog lijkt de opwarming van de aarde min of meer lineair toe te nemen met de uitstoot van broeikasgassen en modellen geven hetzelfde beeld voor toekomstige uitstoot. En ook de meeste gevolgen – zoals extreem weer en het uitsterven van diersoorten – lijken geen duidelijke omslagpunten te hebben.
Andere gevolgen van klimaatverandering kunnen bij een bepaalde opwarming wel onomkeerbaar worden. Zo is er een punt waarop de ijskappen op Groenland onherroepelijk zullen afsmelten. Dit omslagpunt wordt ingeschat op 0,8 tot 3,2 graden opwarming. Dat maakt dergelijke omslagpunten lastig bruikbaar om een harde grens te stellen. Misschien kunnen we de ijskappen op Groenland nog behouden, maar het kan ook dat we het omslagpunt al zijn gepasseerd. Een dergelijke onzekerheid zit ook in de hoeveelheid opwarming die een bepaalde uitstoot teweegbrengt, de zogeheten klimaatgevoeligheid.
Veilige kant
Vanwege al deze onzekerheden lijkt het redelijk om aan de veilige kant te gaan zitten en zo snel mogelijk zo veel mogelijk uitstoot te reduceren. Maar die redenering is niet zonder problemen. Zo snel mogelijk klimaatneutraal worden is namelijk ook niet zonder gevaren. De huidige doelstelling om in 2050 klimaatneutraal te worden, kost waarschijnlijk enkele honderden miljarden. Als je Nederland binnen enkele jaren klimaatneutraal wilt maken, zullen de kosten nog veel verder oplopen. En als ondanks dit beleid de aarde verder opwarmt, kan dit geld niet meer worden gebruikt om Nederland te wapenen tegen de gevolgen van klimaatverandering. Voor landen met een minder dikke portemonnee geldt dit nog veel sterker.
Een tweede probleem is dat we in Nederland niet kunnen bepalen wat andere landen gaan doen. De snelle reductie van broeikasgassen in Nederland is nutteloos als het geen onderdeel is van een wereldwijde trend. Veel grote uitstoters hebben net als Nederland aangegeven tussen 2050 en 2060 klimaatneutraal te willen worden. Het is onwaarschijnlijk dat deze landen hun doelstellingen nog verder zullen aanscherpen. Als Nederland als een van de weinige landen sneller wil gaan dan deze grote uitstoters, zal het effect daarvan op de wereldwijde temperatuur niet of nauwelijks meetbaar zijn.
Politieke keuzes
Op basis van de wetenschappelijke gegevens over klimaatverandering is dus geen eenduidige politieke conclusie te trekken. Hoeveel opwarming we willen voorkomen en hoeveel uitstoot we willen terugdringen, zijn politieke keuzes. Die hangen af van verschillende overwegingen.
Ten eerste is er de vraag hoeveel risico we bereid zijn te nemen. Hoe meer de aarde opwarmt, hoe groter de kans dat er onvoorziene gevolgen zijn die negatiever uitpakken dan we hadden verwacht. Wil je het zekere voor het onzekere nemen, dan moet de temperatuur van de aarde zo veel mogelijk blijven zoals deze nu is.
Lees ook de column van Simon Rozendaal: Zin in pluche? Ga werken bij Greenpeace!
Een tweede overweging is de vraag welke factoren we allemaal laten meewegen in het bepalen van klimaatdoelen. Nemen we alleen economische kosten en baten, of ook morele en politieke afwegingen? Het kan bijvoorbeeld zijn dat we alles op alles willen zetten om unieke gebieden als het Amazonewoud en de Waddenzee te behouden vanwege hun intrinsieke waarde, los van de economische gevolgen van het verlies van die gebieden. Andersom betekent het razendsnel klimaatneutraal maken van Nederland dat we sterk afhankelijk worden van China, dat een monopolie heeft op enkele belangrijke metalen in windmolens en zonnepanelen. Als we dat niet willen, moeten we inzetten op kernenergie en andere technologische alternatieven. Maar dat betekent dat we pas over enkele decennia klimaatneutraal kunnen worden.
Media zijn er snel bij om uitspraken van klimaatsceptici te factchecken en af te serveren. En terecht, want twijfel zaaien over de wetenschappelijke gegevens over klimaatverandering frustreert een inhoudelijk debat. Maar het is ook niet goed als overijverige politici met ambitieuze klimaatplannen de wetenschap voor hun karretje proberen te spannen. De democratie is gebaat bij een zuivere scheiding van taken: de wetenschap levert kennis, maar de politiek beslist. Klimaatbeleid is en blijft een politieke keuze.
Wil jij een reactie geven op dit artikel? Discussieer mee! Stuur een reactie van minimaal 200 woorden naar ewpodium@ewmagazine.nl. Inhoudelijke reacties die voldoen aan de algemene fatsoensnormen worden geplaatst onder dit bericht. Zie voorwaarden.
Reactie Ap Cloosterman, 5 mei
“Vooralsnog lijkt de opwarming van de aarde min of meer lineair toe te nemen met de uitstoot van broeikasgassen en modellen geven hetzelfde beeld voor toekomstige uitstoot. “
Er is geen lineair verband tussen de opwarming van de Aarde en de toename in CO2 in onze atmosfeer. De invloed van CO2 is marginaal. Er worden nog steeds reëel werkende broeikasgassen geloosd, die 100 tot 10.000 maal sterker zijn dan CO2.
Bovendien wordt volledig voorbij gegaan aan de vele natuurlijke oorzaken welke een grote rol spelen.
Op grond van bovenstaande argumentatie is de energietransitie om de opwarming tegen te gaan, een farce. Adaptatie is de juiste aanpak!