Tegen de nieuwe Transgenderwet is een verzetsbeweging op gang gekomen onder de naam ‘Gendertwijfel’. Debat over zo’n wet is goed, maar helaas zijn het juist deze critici die een open debat uit de weg gaan, schrijft Rosalie van der Broeck op EW Podium.
Drie maanden geleden schreef ik voor EW Podium een artikel over het manifest van Gendertwijfel tegen de Transgenderwet. Hierin wees ik op de feitelijke onjuistheid en interne tegenstrijdigheid van hun argumenten. Sindsdien zijn er vele opinies van de initiatiefnemers van het manifest verschenen. Maar hun argumentatie laat nog evenzeer te wensen over.
Rosalie van der Broeck (1999) is debattrainer, spindoctor en voormalig voorzitter van de rechtsfilosofische studievereniging DIQIT (Universiteit Leiden).
EW Podium publiceert opinies van jonge schrijvers, die vanuit eigen onderzoek of werkervaring bijdragen aan het debat. De artikelen reflecteren niet noodzakelijkerwijs de opvatting van de redactie.
Deskundigen achten zichzelf niet deskundig
Om te beginnen is het goed om weer even voor de geest te halen waar de Transgenderwet over gaat. Op dit moment heeft eenieder die het geslacht in zijn paspoort wil veranderen een deskundigenverklaring nodig. Deze verklaring krijg je na een gesprek met een psycholoog. Maar vaak acht die zichzelf helemaal niet deskundig genoeg om iemands ‘duurzame overtuiging’ te meten, waardoor dit gesprek veelal een formaliteit is. Met de wetswijziging wordt beoogd deze verklaring te schrappen.
De Gendertwijfel-beweging stelt dat de nieuwe Transgenderwet grote gevolgen zou hebben. Allereerst betoogt zij dat de wet mannen in staat zou stellen om ongehinderd vrouwenfaciliteiten binnen te dringen. Al in mijn eerdere artikel heb ik dit punt ontkracht: het is zo eenvoudig een deskundigenverklaring te krijgen dat mannen met kwaad in de zin daar heus deze wet niet voor nodig hebben.
Een toilet of kleedkamers binnengaan vereist geen paspoort
Maar zelfs voor wie wel in dit theoretische risico meegaat, blijft het argument niet overeind. Bij toiletten en kleedkamers word je niet bij binnenkomst om je paspoort gevraagd. De strafbaarheid van seksuele handelingen wordt bovendien niet bepaald door geslacht. Tot slot blijkt uit de cijfers uit landen die al werken met zelfidentificatie, helemaal geen significante toename in incidenten.
Werkelijkheid is complexer dan ‘er zijn twee geslachten’
Toch worden al deze weerleggingen steevast genegeerd. Dat zien we ook terug bij het volgende bezwaar: dat de wet de biologie zou ontkennen. Geslacht is binair en biologisch bepaald, zo stellen onder meer opinieleiders Jan Kuitenbrouwer en Bart Jan Spruyt. Enkel intersekse personen, geboren met mannelijke en vrouwelijke geslachtskenmerken, vormen uitzonderingen.
In mijn vorige artikel wees ik er echter op dat de werkelijkheid complexer is. De hersenen van mannen en vrouwen zijn verschillend. De grijze massa is anders gevormd, problemen worden verschillend verwerkt en op seksuele prikkels reageren zij anders. Uit MRI-onderzoeken blijkt dat hersenen van transgender personen op de cruciale plekken bij al deze aspecten meer aansluiten op het ervaren geslacht dan op het biologisch toegeschreven geslacht. Maar de vraag waarom enkele fysieke kenmerken van het andere geslacht wel een uitzondering vormen op de binaire verdeling, en een aantoonbaar ander brein niet, wordt steevast vermeden door de critici van de Transgenderwet.
De Transgenderwet gaat niet over mannelijkheid of vrouwelijkheid
Er komen ook enkele nieuwe argumenten naar voren. Zo schreef Elise van Hoek onlangs op ditzelfde platform dat de wet een bedreiging voor vrouwen zou vormen. Zo lopen mannen en vrouwen tegen andere medische klachten aan en ervaren zij andere bijwerkingen van medicijnen. Het uitwissen van het biologische geslacht zou onderzoek hiernaar bemoeilijken.
Daarnaast wijst Van Hoek op veranderend taalgebruik. Vrouw- en manzijn zouden worden ontkend en hun benaming plaatsmaken voor ‘mensen met een penis’ of ‘mensen met een baarmoeder’. Dit zou mannen en vrouwen reduceren tot hun seksuele lichaamskenmerken. Op zich is dit interessant in het licht van hoe Kuitenbrouwer en Spruyt geslacht definieerden. Maar belangrijker is dat de wet hier niet over gaat, evenals bij het eerste argument van Van Hoek. De wet is immers een administratieve vereenvoudiging van de al bestaande juridische geslachtsverandering.
Juist tegenstanders van de Transgenderwet voeden ‘weerstand’
Van Hoek meent dat niet goed nadenken over de gevolgen van deze wet tot weerstand tegen transgenders leidt. Die gevolgen blijken allemaal niet bestaand, dan wel niet te herleiden tot de wet zelf. Toch blijft de Gendertwijfel-beweging ze keer op keer herhalen binnen een narratief dat transgenders afschildert als potentiële dreiging voor elke vrouw. Als iemand die ‘weerstand’ voedt, zijn het Van Hoek en haar medestanders zelf.
Lees ook op EW Podium: Transgenderwet: een Genderwet tegen de vrouw
Daarmee heeft het er alle schijn van dat het de initiatiefnemers helemaal niet om de Transgenderwet zelf gaat. Want in alle argumenten klinkt bovenal kritiek op het bestaan van transgenders zelf door. Dat debat met open vizier voeren is echter niet opportuun. Wie naar de huidige situatie kijkt, ziet immers alle sprookjes over dreiging door geslachtswijzigingen uiteenspatten.
‘Gendertwijfel’ gaat debat uit de weg
In hun oorspronkelijke manifest verweten de initiatiefnemers achter Gendertwijfel de ‘translobby’ een no-debate-strategie te voeren: alsof er niet over dit onderwerp gesproken mag worden. Uit de vele artikelen die Gendertwijfel de afgelopen maanden in tal van kwaliteitskranten heeft kunnen publiceren, moge duidelijk zijn geworden dat van een taboe op dit debat geen sprake is. Maar nog altijd is de beweging op geen enkel wezenlijk tegenargument inhoudelijk ingegaan. In plaats van het debat te voeren, verkiest zij het kritiekloos leeg te lopen in zulke opiniestukken of kritiekloze interviews bij het conservatieve YouTube-kanaal De Nieuwe Wereld. Daarmee is haar strategie precies verworden tot wat Gendertwijfel anderen verwijt: het debat uit de weg gaan.