De mens is slecht in het stellen van prioriteiten, schrijft promovendus Jeroen Coelen op EW Podium. Hij onderzoekt hoe mensen problemen begrijpen en oplossen in de context van innovatie.
Jeroen Coelen (1991), PhD-kandidaat TU Delft, onderzoekt innovatie bij start-ups. Zijn focus ligt op hoe mensen innovatieve ideeën omzetten naar de weerbarstige praktijk. Hij deelt zijn bevindingen in zijn twee-wekelijkse nieuwsbrief, die hier gratis beschikbaar is.
EW Podium publiceert opinies van (vooral jonge) schrijvers, die vanuit eigen onderzoek of werkervaring bijdragen aan het debat. De artikelen reflecteren niet noodzakelijkerwijs de opvatting van de redactie.
‘Agendapunt 9: de bouw van een kerncentrale.’ We kijken mee bij een vergadering van een overheidscommissie. Het is aan de commissie om het plan voor een kerncentrale goed te keuren. ‘In totaal kost het project 100 miljoen euro. Het ontwerp van de centrale is goedgekeurd door professor Fission en de civiele ingenieur bekrachtigt…’ en zo gaat de voorzitter nog even door. Geen speld tussen te krijgen. Althans, niemand heeft vragen over de aanbesteding. Binnen enkele minuten wordt het plan goedgekeurd.
‘Agendapunt 10: de bouw van een fietsenstalling voor ons personeel voor 25.000 euro.’ Direct begint de eerste persoon te praten: ‘Liefst 25.000 euro? Voor een fietsenstalling?’ Een tweede meldt zich: ‘Doen we niet al genoeg voor ons personeel?’ Pas na 45 minuten vergaderen hakken ze de knoop door over de fietsenstalling: die komt er.
Bovenstaand voorbeeld is een gedachtenexperiment uit 1957 van Cyril Northcote Parkinson, een managementonderzoeker die het niet zo had op bureaucratie. Hij stelde dat in dit soort discussies vaak disproportioneel veel aandacht is voor triviale details. Drie kwartier werd er gesproken over een klein detail van 25.000 euro, terwijl in 3 minuten een project van 100 miljoen erdoorheen werd gehamerd. Deze scheve verdeling noemt Parkinson de ‘wet van de trivialiteit’, ook wel het ‘fietsenschuur-effect’ genoemd.
We stellen de verkeerde vragen
Wetenschappers op het gebied van keuzes spreken van informatie-asymmetrie: we weten meer over fietsenschuurtjes dan over kerncentrales. Dit op zichzelf is geen probleem, maar wel dat mensen vaak slechts handelen naar de beschikbare informatie. Onderzoek uit 2021 toont dat we te weinig nieuwe informatie opvragen als we dat wel moeten doen – en omgekeerd: door afwezigheid van vragen over de kerncentrale blijven we praten over het fietsenschuurtje.
Ook is het de vraag in hoeverre mensen de capaciteit hebben om een onderwerp überhaupt te begrijpen. Niet iedereen is in staat om een kerncentrale te doorgronden, ongeacht de hoeveelheid informatie. We zijn alleen niet zo goed in het beoordelen van ons kennisniveau: vooral leken overschatten hun kennisniveau. Dus de professor spreekt genuanceerd, waar de leek er daadkrachtig maar onwelwillend naast zit. Dit bevordert de discussie niet.
Lees ook dit EW Podium-stuk van Teun Toonen: Kritiek op het neoliberalisme is nog geen pleidooi voor socialisme
Abstracte zaken stellen we uit
Bovenstaand euvel leidt ertoe dat we sommige urgente maar abstracte zaken, zoals de bouw van een kerncentrale, niet hun verdiende aandacht geven. De gemiddelde mens houdt sowieso niet zo van abstracte denkoefeningen. Denk maar aan de aversie tegen wiskunde, die wijdverspreid is in ons land. Naast anekdotes is er ook licht empirisch bewijs voor het uitstellen van abstracte zaken. In onderzoek uit 2008 stond de invloed van abstracte en concrete taken op uitstelgedrag centraal. In een drietal experimenten bleek dat de groep met abstracte denkoefeningen vaker de deadline van een huiswerkopdracht miste.
Concrete, triviale onderwerpen lenen zich om langer dan noodzakelijk de aandacht te krijgen. Toch ontstaat de karikatuur die Parkinson schetste niet in iedere discussie. Onderzoek laat zien dat groepen mensen in staat zijn hun tijd goed te managen bij het maken van lastige keuzes. Academici lopen niet weg met de wet van het fietsenschuurtje, die we moeten zien als een aforistische karikatuur zoals de Wet van Murphy: ‘Alles wat mis kan gaan, gaat mis’ is ook niet stelselmatig van toepassing.
Het fietsenschuurtje in het publieke debat
Toch zijn de onderliggende mechanismen van het fietsenschuurtje-effect wel merkbaar. Onze maatschappij gaat gebukt onder meerdere crises, waaraan vaak een complexe en dus abstracte problematiek ten grondslag ligt. Een verdiepende discussie is dan op zijn plaats, maar het publieke debat gaat te lang over de triviale, concrete manifestaties van problemen.
Lees ook het vorige EW Podium van Jeroen Coelen: Vertrouw eens wat minder op innovatie
De (concrete) fakkels die demonstranten vasthielden rondom D66-leider Sigrid Kaag krijgen een week lang aandacht, terwijl de kwestie van de communicatiekloof tussen Den Haag en het volk het onderspit delft. De triviale klimaatactivist die zich (zeer concreet) vastlijmt aan een talkshowtafel beheerst wekenlang het gesprek aan vergelijkbare tafels. De diepere discussie over het klimaatvraagstuk blijft meestal buiten schot of verzandt in een discussie over ‘voor of tegen windmolens’.
Het bestaan van zulke fietsenschuurtjes in het publieke debat lijkt een democratisch fenomeen: iedereen kan zijn zegje doen. Maar zolang het publieke debat te lang op het niveau van de concrete, triviale manifestatie van het probleem wordt gevoerd, worden de onderliggende problemen niet opgelost.