Ook bedrijfsleven heeft rol in bestrijden van onrust en populisme

De Zuidas, Amsterdam’s zakendistrict, gezien vanaf het perron van station Amsterdam Zuid. (Foto: ANP)

Is ook het bedrijfsleven zich bewust van de trends achter populisme en hoe het ondernemers raakt, vraagt auteur en Haagse lobbyist Marcelo Moren zich af.

Sinds de overwinningen van populisten in Nederland, Frankrijk en de Verenigde Staten buitelt iedereen over elkaar heen met analyses over de gevolgen voor de politiek en het openbaar bestuur.

Maar de opkomst van het populisme raakt ook het bedrijfsleven, op twee manieren. De eerste is evident: confrontatie met gewijzigd overheidsbeleid. De tweede is mogelijk belangrijker: het functioneren van het bedrijfsleven wordt geraakt door dezelfde trends waardoor het populisme weer kon opkomen.

Er zijn altijd populisten geweest, maar zelden succesvol. Zijn ze opeens allemaal betere oratoren of leiders dan voorheen? Natuurlijk niet. Dus waarom scoren ze nu wel?

Vergelijking met communisme

Vergelijk populisme met de opkomst van het communisme. In tegenstelling tot de verwachtingen van Karl Marx, ontstond er in veel westerse landen geen verarmde onderlaag, maar juist een groeiende middenklasse. Waar dat niet het geval was (zoals in Rusland), was er wel degelijk een legitieme grief: verarming, uitbuiting door de rijken, klassenjustitie enzovoort.

Het communisme heeft geen voet aan de grond gekregen waar de gevestigde orde bijtijds inzag dat dit zo niet langer kon. Daar reageerde de overheid met zaken als een minimumloon, betere arbeidsomstandigheden, vakbonden en ziekengeld. Dat waren niet alleen reacties van de overheid, ook bedrijven namen hun verantwoordelijkheid met exact die maatregelen, en soms zelfs met het bouwen van huizen voor hun arbeiders. Zoals we in het Westen het communisme hebben weten te voorkomen door de voedingsbodem ervan weg te nemen, zo moeten we ook het populisme voorkomen door te kijken naar welke grieven legitiem zijn, en wat we daaraan kunnen doen.

Het gaat om de aantasting van drie cruciale zekerheden.

Allereerst de zekerheid van het bestaan. Dit gaat niet alleen om koopkracht, maar vooral over basiszekerheden zoals de beschikbaarheid van woningen, normale banen in plaats van flexwerk en betaalbare primaire behoeften als energie en zorg.

Ten tweede de zekerheid van cultuur en identiteit. Dit doet ertoe, want een mens leeft niet van brood alleen. Herkent de burger zijn of haar maatschappij nog? Deelt hij nog voldoende fundamentele waarden plus dagelijkse gebruiken, en bijvoorbeeld de taal?

Ten derde zekerheid van de overheid. Burgers snappen dat de overheid niet alles kan oplossen, maar op basiszaken rekenen zij wel. Zoals een schoolplek (in plaats van loten), het beschermen van de grenzen, een functionerende gezondheidszorg en een werkend belastingstelsel – zonder toeslagenaffaires.

Het multiculturele drama

De aantasting van deze zekerheden is al lange tijd gaande. Paul Scheffer schreef al in 2000 over het multiculturele drama en Paul Schnabel in de jaren daarna over de moeilijke economische positie van ‘het precariaat’. Terwijl eerst vooral bepaalde groepen door deze trends werden geraakt (voor wie populisme als eerste een vluchtheuvel werd), spreidde het zich vervolgens uit als een olievlek over de maatschappij. Flexwerk is niet meer alleen iets van de onderlaag, migratiespanningen zien we niet alleen meer in bepaalde wijken maar ook elders, en het kapotte fiscale stelsel raakt niet alleen meer toeslagenouders.

Dit raakt bedrijven ook. Voor elke organisatie geldt de zogenoemde License to operate: accepteert de maatschappij jou? Wat is jouw concrete aanbod aan die maatschappij, en hoe wordt er naar je gekeken?

Net als met de bestrijding van het communisme kunnen bedrijven meewerken aan het wegnemen van de nieuwe onzekerheden. Bijvoorbeeld in de lopende discussie over vaste banen versus flexwerk. Dat kan betekenen dat er resoluut wordt gestopt met het aanbieden van jaarcontracten voor vaste plekken. Dat komt nu helaas veel voor. Maar voor twijfel over een kandidaat is er de wettelijke proeftijd, niet een jaarcontract. En zeker jonge mensen hebben die zekerheid nodig.

Een ander onderwerp is de relatie tot arbeidsmigratie. Kijk naar de terughoudendheid die er vaak is bij het inhuren van een herintreder, mensen die wat ouder zijn of met een gezondheidsvlekje. Dan wordt soms liever een expat ingevlogen. Dan staat er iemand aan de kant, moeten we een extra uitkering betalen en is er weer een arbeidsmigrant extra nodig. Met weer een extra huis, wat bijdraagt aan de woningcrisis, en mogelijk ook nog meer integratie-uitdagingen.

Initiatieven

Wat is de verantwoordelijkheid van bedrijven hierin? Hebben ze echt alle opties bekeken voordat ze overgaan tot het halen van die arbeidsmigrant? Of kijk naar de duurzaamheidstransitie. Veelal waren initiatieven vooral gericht op het bevorderen van de snelheid van die transitie. Maar in plaats van snelheid is het nu mogelijk veel maatschappelijker om te kijken naar hoe die duurzaamheidstransitie zo betaalbaar mogelijk te maken voor normale inkomens. Al is het maar om te voorkomen dat het draagvlak (nog verder) wegvalt. Sowieso, nu maatschappelijke voorkeuren veranderen bij grote meerderheden in de bevolking, of mogelijk sowieso anders waren dan gedacht, wat is dan nog ‘maatschappelijk verantwoord’ ondernemen?

En er zijn nog veel meer kwesties. De lijst is lang, en verschilt per organisatie en bedrijfstak. Denk aan kortere supply-lines met minder risico, eenvoudiger producten, de locatie van het hoofdkantoor in de Randstad versus gewenste regionalisering, interne bedrijfsvoering, cultuur én communicatie.

Heeft het bedrijfsleven deze veranderende behoeftes aan weer meer zekerheid goed op het netvlies? Want bij politiek bestuurlijk Nederland was nou juist het geval dat het dat niet had. Bestuurders zaten soms te vast in hun eigen wereld. Hoe is dat voor bedrijven? Denk aan de hoogopgeleide staven zoals hr, maatschappelijk verantwoord ondernemen, communicatie, marketing en legal. Zeker large corporates hebben het vaak over company values. Maar stroken die (nog) wel met bredere maatschappelijke waarden van klanten en stakeholders? Of zijn het toch vooral de waarden van de hoogopgeleiden in die genoemde stafafdelingen die de toon zetten? Het is goed voor een raad van bestuur om dat onder de loep te nemen.

Eén ding is helder: om de maatschappelijke onrust – en een verdere revolutie – te beteugelen, zullen ook bedrijven moeten bijdragen aan het herstel van de genoemde drie zekerheden. Dat betekent soms doorgaan op de huidige weg, maar soms zelfonderzoek. Wat de maatschappij verwacht van een bedrijf, is wellicht anders dan de afgelopen jaren. Dus aan de slag.

Marcelo Mooren is een Haagse lobbyist en auteur van Vaste Grond, Nieuw houvast als alternatief voor populisme. Dit boek verscheen kort voor de verkiezingen en geeft aan waarom populisme hard kan groeien. Twee maanden later haalde Geert Wilders 37 zetels. Het boek geeft beleidsalternatieven om die groei van populisme tegen te gaan.