Er is gedoe over de academische ‘canon’ van filosofen. Volgens radicale herzieners is dat lijstje te mannelijk en te blank, maar zij gaan eraan voorbij dat zo’n canon in feite helemaal niet bestaat en ook niet nodig is. In een artikel voor EW Podium beschrijft filosoof Sjoerd van Hoorn hoe Amerikaanse modegrillen de intellectuele diversiteit op universiteiten juist vernietigen.
Grote beroering in filosofieminnend Nederland: de canon van de wijsbegeerte – de lijst met belangrijkste filosofen – moet op de schop want er staan nu alleen ‘witte’ mannen op. Historicus van de filosofie Carlo Ierna kwam daarom tot de conclusie dat er ook vrouwen en ‘mensen van kleur’ op moeten staan. Ierna is bepaald niet de enige die deze conclusie trekt.
Sjoerd van Hoorn (1973) is filosoof en essayist. Hij studeerde letteren en filosofie aan de Radboud Universiteit in Nijmegen, waar hij afstudeerde in de politieke filosofie. Hij werkt als essayist en recensent.
En naast de filosofen winden ook de historici zich erover op dat de leeslijsten voor hun studenten vooral worden bevolkt door mannen wier Europese herkomst met groot gemak aan hun gelaatskleur is af te lezen. In de taal- en literatuurstudies heeft de ‘postkoloniale’ en feministische letterkunde al jaren geleden een plaats verworven. Kortom, de faculteiten voor geesteswetenschappen zijn in de greep van de strijd tegen de al dan niet vermeende dominantie van één deel van de mensheid, de algemeen gesmade blanke man.
De Amerikaanse traditie van de Great Books
Het waarom van deze ontwikkeling laat zich in één woord samenvatten: Amerika. Zoals de meeste intellectuele en sociaal-politieke debatten die vandaag de dag in Nederland worden gevoerd, is ook de discussie over wetenschappelijke canons afkomstig uit de Verenigde Staten, ons voorland ten goede en ten kwade.
Het canondebat aldaar stamt uit een specifiek Amerikaanse traditie, namelijk die van de Great Books: een lijst van klassieke werken die iedere student werd verondersteld gelezen te hebben. ‘Werd’, want het vak Great Books staat, net als zijn zusje Western Civilization (westerse beschaving), in de VS al jaren onder druk als niet ‘inclusief en divers’. Als je het inleidende universitair onderwijs ophangt aan in marmer gebeitelde leeslijstjes, wordt dit onderwijs aangevallen als het niet meer van deze tijd heet te zijn.
Foutieve projectie van Amerika op Nederland
Het probleem met het canondebat in Nederland is dat we nooit een dergelijke traditie van Great Books hebben gehad. Het idee dat de canon moet worden aangepast, stuit op een fundamenteel bezwaar, namelijk dat zo’n canon hier helemaal niet bestaat. Een klassiek voorbeeld van de projectie van Amerikaanse toestanden op een Nederlandse werkelijkheid waarin ze niet bestaan.
Desalniettemin is er intussen toch iets ontstaan dat lijkt op een canon, wat de onrust over wat studenten moeten lezen in de hand werkt. Het Nederlandse universitaire onderwijs is sinds de eeuwwisseling in toenemende mate gestandaardiseerd, ook naar Amerikaans voorbeeld. Een universitaire studie moet ‘studeerbaar’ zijn, heet het, in overzichtelijke vakjes ingedeeld, meetbaar en vergelijkbaar. Een cursus moet bij voorkeur door iedere docent kunnen worden gegeven en dat idealiter niet alleen op Nederlands, maar zelfs op Europees niveau.
Lees ook filosoof Sebastien Valkenberg: De gevaren van amerikanisering op universiteiten
Het ligt voor de hand dat van studenten gevraagd wordt om een canon te lezen, en hoe meer universiteiten op hun Amerikaanse tegenhangers willen lijken, hoe meer de vorming van die canon ook op Amerikaanse problemen stuit.
Toen er nog intellectuele diversiteit bestond
Hoe anders was het universitaire onderwijs nog tot in de jaren negentig van de afgelopen eeuw. Docenten gaven college over wat ze wilden. Omdat het om wetenschappelijk onderwijs ging, was dat niet zelden hun onderzoek. Lange tijd bestonden inleidende colleges in sommige vakken niet. Eerstejaars schoven aan bij colleges die al jaren liepen en vonden langzaam hun weg in wat ze aanvankelijk maar gedeeltelijk begrepen.
De veeleisendheid van deze manier van studeren ging gepaard met grote verantwoordelijkheid, je moest het zelf uitzoeken, én grote vrijheid. Elke universitaire student mocht in principe alle colleges volgen die hij wilde. Amerikaanse colleges zagen we als een soort middelbare scholen die niet aan ons konden tippen.
De intellectuele diversiteit was derhalve enorm. Iedere hoogleraar had z’n eigen leeslijsten, ‘canon’ was hoogstens een begrip uit de theologie, dat sloeg op welke boeken tot de Bijbel hoorden en welke niet. Een hoogleraar filosofie die meende dat Confucius of Émilie du Châtelet meer aandacht verdiende, kon college over hen geven zonder eerst langs de onderwijsdirecteur te moeten.
De monocultuur van het moderne onderwijs
Met de monocultuur die het Europese wetenschappelijk onderwijs wordt opgedrongen, krijgen we nu ook te maken met de typische plagen van een monocultuur. Het ene gewas dat we overal verbouwen – de gestandaardiseerde, meetbare, studeerbare ‘opleiding’ met z’n canon – wordt overal aangetast door dezelfde kwaal. Met een andere metafoor: wie zich overal en altijd aan dezelfde mode wenst te onderwerpen, heeft niets anders meer om op terug te vallen als die mode uit de mode raakt.
Wie overal hetzelfde onderwijs wil en daarmee de facto de werkelijke bestaande diversiteit van curricula om zeep helpt, staat met lege handen als er om diversiteit wordt gevraagd. Hij vervalt dan eenvoudigweg in het overnemen van weer een andere, nieuwe maar even eenvormige mode, die luidt dat de canon divers en inclusief moet zijn. Dus worden in allerijl ‘vergeten’ vrouwen en allochtonen van stal gehaald, in weerwil van het feit dat de hele waaier aan opvattingen en auteurs die aan de oude universiteit werden gedoceerd allang vrouwen en mannen van alle kleuren omvatte.
Romanisten lazen al sinds jaar en dag Madame De Lafayette en Madame De Sévigny, anglisten Austen en Eliot, theologen de Romeinse auteurs van Afrikaanse afkomst Tertullianus en Augustinus, filosofen de Egyptische Griek Plotinus en de Perzische moslim Ibn Sina.
Amerikanisering en uniformisering tasten diversiteit aan
Intellectuele diversiteit is sinds het ontstaan van de universiteit de norm in de wetenschap en in het onderwijs. In het wetenschappelijk onderwijs is zij kapot gemaakt door de amerikanisering en de uniformisering. In haar plaats komt nu een dwingende roep om diversiteit die niet intellectueel is, tenzij louter toevallig, maar die gemeten wordt aan de huidskleur en het geslacht van de auteurs die deze nieuwe diversiteit worden geacht te belichamen. De oude leeslijsten hadden geen kleur of geslacht, de herziene canon is nergens anders meer op gericht.
Wil jij reageren op dit artikel? Discussieer mee! Stuur een reactie van minimaal 200 woorden naar ewpodium@ewmagazine.nl. Inhoudelijke reacties die voldoen aan de algemene fatsoensnormen worden geplaatst onder dit bericht. Zie voorwaarden.