In veel huishoudens is geen ruimte om te praten over gevoelens, angsten en onzekerheden. Zeker niet in Marokkaans-Nederlandse gezinnen: bij conflicten zwijgt men beschaamd en zoekt men de schuld elders. Zo kan dat niet langer, aldus docent, acteur en schrijver Abbie Chalgoum op EW Podium.
Vorige week vrijdag zat ik samen met mijn moeder in de auto. Ik bracht haar naar huis, nadat ze twee dagen bij mij en mijn gezin in de Randstad had gelogeerd. Twee dagen vol met herinneringen uitwisselen, veel lachen en heerlijk eten. Sinds haar scheiding met mijn vader is ze meer gaan genieten van het leven. Ze bezoekt haar kinderen, die verspreid door Nederland wonen, geregeld met de trein. Ze reist naar Frankrijk om een neef te bezoeken en vliegt in haar eentje naar Marokko om haar broers en zussen te zien.
Abbie Chalgoum (1979) is acteur, mbo-docent en schrijver. Hij werd geboren in Marrakesh en groeide op in Venlo. Samen met Alwin Grijseels schreef hij over zijn eigen leven de openhartige debuutroman Ik blijf bij je (Prometheus 2021).
Dit is een artikel voor EW Podium. Daarop publiceert de redactie van EW elke week diverse artikelen van jonge schrijvers, die vanuit hun eigen onderzoek, expertise of werkervaring bijdragen aan het publieke debat.
Mijn moeder leeft. Dat was onmogelijk met mijn vader. Van hem mocht ze niets. Ze moest voor de kinderen zorgen en het huishouden regelen. Meer niet en vooral niet minder. Ze lacht nu meer dan ik haar ooit heb zien doen in de periode dat ik nog thuis woonde.
Mijn moeder kan de geur van urine niet meer aan
Ook in de auto onderweg naar Tegelen in Limburg wordt er gelachen, maar het lachen stopt opeens als mijn moeder begint over mijn dochter Jasmijn. Jasmijn is vijf jaar en gaat zonder luier naar bed. We zijn daar een half jaar geleden mee begonnen. In het begin plaste ze nog af en toe in bed, maar inmiddels staat ze ’s nachts zelf op om naar het toilet te gaan. Mijn moeder vindt dat ontzettend knap van Jasmijn, omdat haar eigen kinderen pas op latere leeftijd – lees: sommigen wel tot het zeventiende levensjaar – in bed hebben geplast.
Al haar kinderen, en dat zijn er zeven, hebben in bed geplast. Mijn moeder kan vandaag de dag de geur van urine niet meer aan. Ze heeft jaren alle met urine doordrenkte kleding en beddengoed moeten wassen. Vaak met de hand.
‘Mijn zoon, je vader was gek’
‘Ik herinner me nog dat je vader jou en je broer een vuilniszak heeft aangetrokken, omdat jullie in je broek hadden geplast. Hij trok het niet meer van jullie. Van niemand niet.’ Bij die woorden lopen de tranen over mijn wangen.
Lees ook deze column van Geerten Waling: Abbie en zijn gevecht om acceptatie
‘Wat zeg je? Heeft hij ons een vuilniszak aangetrokken?’ Mijn moeder ziet mijn tranen en ook haar ogen worden nat.
‘Mijn zoon, je vader was gek. Uit onmacht deed hij dat.’
‘Maar snapt hij dan niet waarom al zijn kinderen in bed hebben geplast?’
‘We hebben alles geprobeerd. Echt. In de avond kregen jullie weinig tot geen drinken, voor het slapen gaan naar het toilet én we maakten jullie zelfs in de nacht wakker voor een plasje. We hadden zelfs een apparaat aangeschaft waarvan het alarm van afging als het in contact kwam met water. Niets heeft geholpen.’
Ik werd alleen maar kwader en kwader, maar hield me in, omdat ik mijn moeder niet wilde kwetsten.
‘Mams, het was stress.’
Mijn moeder hield opeens op met praten. Ze keek me met grote ogen aan, maar zei niets.
‘We zijn opgegroeid in een onveilige thuissituatie. We waren bang. Bang dat we klappen zouden krijgen van paps. We waren altijd op onze hoede. We liepen op onze tenen, mams. We gingen naar bed vol stress en werden gestrest wakker.’
De tranen liepen nu bij mijn moeder over haar wangen. Het bleef een tijd stil.
‘Je hebt gelijk. We zochten naar oplossingen, terwijl het probleem je vader was.’
In veel Marokkaanse gezinnen zwijgt men uit schaamte
Ja, het probleem was mijn vader. Maar het grotere probleem is dat wij thuis nooit spraken over wat ons bezighield. We spraken niet over de pijn die wij hadden. Uit angst, uit schaamte. Het is juist die angst en schaamte waardoor het vaak misgaat, en het zwijgen daarover. Als je je kinderen niet leert praten, hoe moeten zij zich dan ontwikkelen? Juist door het delen van je gevoelens, juist door te praten, ontwikkelt een kind zich.
Als dat niet van huis uit wordt aangeboden, gaat het later op een gegeven moment mis. Niet alleen bij ons thuis, maar in meerdere Marokkaanse gezinnen. We hebben een groot probleem en dat moeten we herkennen – en voornamelijk erkennen.
Abonnee worden?Dagelijks op de hoogte blijven van de laatste actualiteiten, achtergronden en commentaren van onze redactie? Bekijk ons aanbod en krijg onbeperkt toegang tot alle digitale artikelen en edities van EW.
Het thuis én buiten niet vrijuit kunnen praten over zaken als ziekte, geaardheid of liefde komt door hsoema (schaamte) en skoet (zwijgen). Over sommige dingen spreek je niet. Uit schaamte. Of omdat de vuile was binnen moet blijven. Als je klachten hebt, zijn die per definitie lichamelijk. Voor geestelijke problemen bestaan er zelfs geen woorden. Als je verlichting zoekt, moet je dat doen in de islam.
Schuld ligt altijd ergens anders
Problemen komen altijd ‘van buiten’. Het boze oog. Of djinns. Het is altijd de schuld van iemand of iets anders. Naar de huisarts gaan om erover te beginnen, is vaak een brug te ver. Schaamte. En je houdt het voor je. Skoet. Wie als kind opgroeit met hsoema en skoet krijgt te maken met verschillende leefwerelden (thuis, straat en school) en die verschillen zó enorm van elkaar dat ze een destructieve lijdensweg kunnen veroorzaken.
Ik praat uit ervaring. Ik heb er zelfs een boek over geschreven. Wij, Marokkaanse Nederlanders van de nieuwe generaties, kunnen ons niet meer verschuilen achter onze ouders of het geloof. We bezitten de kennis, de intelligentie, de wetenschap. Wij moeten praten. Nu meer dan ooit.