Het obsessieve marktdenken heeft van de Nederlandse verzorgingsstaat een onoverzichtelijk rommeltje gemaakt. Hoe meer bureaucratische controle en wantrouwen, des te minder zorg voor wie het echt nodig heeft, schrijft politicoloog Ron Stoop op EW Podium.
Ron Stoop (28) is politicoloog en schrijft stukken op het snijvlak van politiek, geschiedenis en economie. Hij houdt zich voornamelijk bezig met financiële markten, het publieke domein en de economische geschiedenis van Nederland en de westerse wereld.
Dit is een artikel voor EW Podium. Daarop publiceert de redactie van EW elke week meerdere artikelen van jonge schrijvers, die vanuit hun eigen onderzoek, expertise of werkervaring willen bijdragen aan het publieke debat.
Onze overheid is een raar beestje. Aan de linkerkant van het politieke spectrum roept men luidkeels om een actievere rol van de staat, terwijl men aan de rechterzijde steen en been klaagt over te hoge belastingen en een bemoeizuchtige overheid. Op het eerste gezicht lijkt het of deze twee meningen niet beide waar kunnen zijn, maar schijn bedriegt: ze hebben allebei (een beetje) gelijk.
Belastinggeld lekt weg, net als de grip van de overheid
De Nederlandse overheid is al veertig jaar actief bezig met het ‘vermarkten’ van nutsfuncties. Gedurende deze processen zijn er financiële luwtes ontstaan waar belanghebbenden met veel plezier de krenten uit de staatspap eten. Denk aan zorgondernemers die makkelijk 30 procent winst per jaar maken, of consultants die paasvuur-waardige stapels rapporten produceren om in de bijkans eindeloze zakken van de overheid te geraken.
Of wat te denken van de wirwar aan fondsen die is opgesteld, die eindeloze mogelijkheden geeft om duizenden, zo niet miljoenen euro’s binnen te harken voor mensen met de juiste connecties. Of het nu gaat om het Waddenfonds, het Nationaal Plan Groningen of de frivole prestigeprojecten zoals Invest-NL, de uitkomst is steevast hetzelfde. Het geld komt niet terecht waarvoor het bedoeld was. Na een handjevol verontwaardigde artikelen en ontwijkende antwoorden dendert de spilzuchtige trein weer vrolijk verder.
Een behoorlijk deel van de belastingpot lekt dus weg naar belanghebbenden die nét buiten, maar wel rondom, de poorten van onze overheid staan. Zo voelt de overheid dus groot, maar is zij eigenlijk een deel van haar grip kwijtgeraakt. De verantwoordelijkheid is diffuus geworden, met veel mogelijkheden voor particulier financieel gewin.
De verzorgingsstaat is een onoverzichtelijk rommeltje geworden
Wat is er intussen met de verzorgingsstaat gebeurd? De overheid lijkt steeds minder in staat om de meest hulpbehoevenden te ondersteunen. In plaats van breed geformuleerde rechten en voorzieningen is de Nederlandse overheid ontaard in een schots en scheef systeem van regels, voorwaarden, uitzonderingen, inkomenstoetsen, formulieren, inspecties en andere hoepels waardoor steeds moeilijker te springen valt.
Lees ook op EW Podium: Wat maakt de Deense sociaal-democratie zo ‘rechts’ en succesvol?
De digitale samenleving heeft het bovendien mogelijk gemaakt om de burger middels algoritmes volautomatisch in het beklaagdenbankje te torpederen. Hulpverlening heeft in sommige gevallen plaats gemaakt voor wantrouwen en controle.
Geen menselijke maat, maar een overheid als koekjesfabriek
Om de kosten nog enigszins te drukken, gaat elke vorm van steun gepaard met een bureaucratisch systeem van controle en wantrouwen. De principes van een fabriek die aan de lopende band koekjes aflevert, worden nu ook op de burger toegepast.
En dus werd de veelgenoemde ‘menselijke maat’ vervangen door het toverwoord van efficiency. Maar de mens is geen pianotoets die naar believen ingedrukt kan worden, en kan daarom niet in een formule of algoritme worden gevat. De poging dit toch te doen, leidde tot schrijnende situaties zoals de beruchte toeslagenaffaire. De steeds grotere drang naar maakbaarheid van het gedrag van burgers staat in schril contrast met de tanende capaciteit om de arrangementen van de verzorgingsstaat op peil te houden.
Intussen neemt de lastendruk alleen maar toe
Ondanks de verslechtering van sociale voorzieningen hebben veel mensen in Nederland het gevoel dat de lastendruk maar blijft toenemen. En ook dit klopt. Voor mensen met een benedenmodaal of modaal loon zijn er steeds meer indirecte belastingen bijgekomen.
Neem de klimaattransitie. Voor de investeringen die nodig zijn, wordt er geld opgehaald bij de bevolking. Dit gebeurt onder meer via de ODE (Opslag Duurzame Energie). Dit is een kostprijsvermeerderende heffing op het dagelijks gebruik van energie. Vooral lagere inkomens worden harder geraakt door deze nominale lastenverzwaring, aangezien zij een groter deel van hun inkomen kwijt zijn aan de energienota.
Ook de verhoging van de btw die in 2019 werd doorgevoerd, maakte het dagelijks leven van veel consumenten nogmaals duurder. Het geld dat hiermee uitgespaard werd, werd vervolgens aangewend om de hoogste schijf inkomstenbelasting en de winstbelasting te verlagen. Beide maatregelen drukken zwaar op de minst draagkrachtigen.
Meer belasting, minder waar voor het geld
Dit leidt tot de paradoxale situatie dat de belastingbetaler steeds meer belasting afdraagt, maar steeds minder waar voor zijn of haar geld krijgt. In andere woorden, de gemiddelde Nederlander betaalt steeds meer om een steeds minder goed smakend stuk brood te ontvangen, waarvan het meel langzaam maar zeker versneden wordt met zaagsel. Nou, eet u smakelijk.