Veel crises van vandaag de dag komen door botsingen tussen Nederlands beleid en internationale verdragen.
Tijd om de dominantie daarvan over Nederlandse wetgeving ter discussie te stellen, schrijft fiscaal jurist Paul van Rosmalen op EW Podium.
Paul van Rosmalen (1990) is fiscaal jurist. Hij volgde de opleidingen Fiscaal Recht en Kunstgeschiedenis aan de Universiteit Leiden, werkte vier jaar voor advocatenkantoor Loyens & Loeff en was daarna een van de oprichters van Eerlijke WOZ, een juridische dienstverlener waarvan hij mededirecteur is. Hij schrijft op persoonlijke titel.
EW Podium publiceert opinies van (vooral jonge) schrijvers die vanuit eigen onderzoek of werkervaring bijdragen aan het debat. De artikelen reflecteren niet noodzakelijkerwijs de opvatting van de redactie.
‘Als je een land écht wil doorgronden, bestudeer dan zijn belastingsysteem.’ Het is een adagium dat fiscalisten nogal eens gebruiken. Zo verklaart een combinatie van fiscale prikkels waarom Nederland bij uitstek zo’n deeltijdcultuur heeft, zoals onlangs uitgebreid is beschreven in EW (‘Waarom vooral de fiscus profiteert van meer werken’).
Internationale verdragen veroorzaken nationale crises
Rechters mogen niet aan de Grondwet toetsen, maar diezelfde Grondwet draagt hen in artikel 93 wel op te toetsen aan internationale verdragen. Dat doen zij ook volop. Fiscalisten – en juristen in vele andere vakgebieden – zijn inmiddels gewend aan de vrijwel permanente stroom aan wetswijzigingen of nieuwe wetten na uitspraken op grond van internationale verdragen. Een bekend voorbeeld is het spraakmakende Kerstarrest van 24 december 2021, waarin de Hoge Raad, de hoogste gerechtelijke instantie in Nederland, op grond van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens oordeelde dat box 3 uit het belastingstelsel naar de prullenbak verwezen dient te worden. Het resultaat van dergelijke uitspraken is dat het belastingsysteem inmiddels verregaand met EU-recht is vervlochten.
Een interview met Cor Overduin, de man achter de procedures rond box 3: ‘Dit had nooit zo’n groot probleem mogen worden’
Verdragen hebben enorme invloed op de Nederlandse wetgeving. Tegenstrijdigheid tussen Nederlandse wetten en regels enerzijds en internationale verdragen anderzijds zijn een voorname bron van de huidige crises waarmee Nederland worstelt. Zo is de beruchte Stikstofuitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 het directe gevolg van een uitspraak uit 2018 van het Hof van Justitie van de Europese Unie over de uitleg van de EU-Habitatsrichtlijn, die leefgebieden van dieren en planten moet beschermen. Na lang dralen erkende de regering dit voorjaar de conclusie dat zij ‘geen andere keuze heeft’. De wet moet overeenstemmen met het EU-recht, wat zwaar ingrijpen in de landbouw betekent. Zie ook de asielcrisis, waarbij de regering telkens aangeeft dat een – al dan niet tijdelijke – asielstop onmogelijk is doordat Nederland is gebonden aan het VN-Vluchtelingenverdrag en EU-wetten. Premier Rutte constateerde onlangs dat Nederland voor een asielstop ‘uit de Europese Unie moet stappen’. Die consequentie staat niet in het VVD-verkiezingsprogramma (blz. 57), waarin een asielstop wordt bepleit.
Bestuurlijk mantra: ‘we hebben geen keuze’
Het inmiddels tot bestuurlijk mantra verheven ‘we hebben geen keuze’ is een politieke dooddoener die elke discussie smoort. Bij een conflict tussen internationale verdragen en de Nederlandse wet moet die laatste buigen of barsten. Bij de introductie van wetten is het voor ambtenaren altijd een enorme klus om na te gaan of een nieuwe wet wel voldoet aan de hele collectie verdragen en EU-rechtsbepalingen. Daarnaast besteden beleids- en wetgevingsambtenaren een aanzienlijk deel van hun aandacht aan ‘reparatie’ van Nederlandse wetgeving die in strijd blijkt met internationale afspraken. Als we de Nederlandse wetten zien als een huis, dan is de regering meer tijd en energie kwijt aan het verhelpen en voorkomen van steeds nieuwe lekkages en schade dan aan structurele verbetering van de isolatie en de fundering.
Beleidsvrijheid Rijksoverheid veel kleiner dan we denken
Wat voor fiscalisten – en juristen in vele andere vakgebieden – allang evident is, wil maar moeilijk doordringen tot het collectieve denken. De overheid is aan alle kanten gebonden aan verdragen en EU-recht, zozeer dat de beleidsvrijheid van de Nederlandse overheid veel kleiner is dan de meeste Nederlanders nog altijd aannemen. De Rijksoverheid heeft daadwerkelijk steeds minder ‘keuze’ welk beleid ze kan voeren. De door velen in de samenleving ervaren onmacht van de Nederlandse overheid bij fundamentele beleidsdossiers is dan ook niet toevallig en evenmin onterecht.
Lees ook deze blog van Roelof Bouwman: Internationale verdragen zijn nooit heilig, ook niet als ze over klimaat of asiel gaan
Voor alle duidelijkheid: ik ben absoluut geen voorstander van het subiet opzeggen van alle verdragen of het Nederlandse EU-lidmaatschap. Problematisch is alleen dat de Haagse politiek zich vaak verschuilt achter de formule ‘we hebben geen keuze’. Daarmee ontslaat zij zichzelf van de verantwoordelijkheid om de vraag te stellen of bepaalde internationale afspraken nog wel in het belang van Nederland zijn. In de Nederlandse politiek heerst een vreemde krampachtigheid in het debat over internationale afspraken. Zie bijvoorbeeld dit officiële D66-standpunt: vóór referenda, maar níet bij internationale verdragen. Alsof de Nederlandse kiezer daar niet iets van mag vinden, terwijl ze vaak een zeer directe impact hebben op diezelfde kiezer.
Wat is nog het verschil tussen politicus en ambtenaar?
In een parlementaire en representatieve democratie huren we politici ook in om vragen te stellen over de voor- en nadelen van bestaande en nieuwe verdragen. Zeker wanneer deze schuren met bepaalde beleidswensen. Als de politiek ‘geen keuze’ meer heeft welk beleid te voeren doordat toevallig een verdrag in de weg staat, wat is dan nog het verschil tussen de politicus en een uitvoerend ambtenaar die braaf uitvoert wat al op een ander niveau is besloten?
Lees ook deze ingezonden opinie van Joost Eerdmans en Jan van de Beek: Nederland moet achterhaald VN-Vluchtelingenverdrag opzeggen
De politiek moet het eerlijke en volledige verhaal vertellen. Als je bijvoorbeeld een asielstop wilt, dan zul je tegelijkertijd het VN-Vluchtelingenverdrag en relevant EU-recht ter discussie moeten stellen. Anders is en blijft het opportunistische politiek in de aanloop naar verkiezingen, niet de serieuze politiek waarmee het politieke midden zich zo graag wil onderscheiden van de ‘populisten’. Ik ben benieuwd of de beleidsmakers bij de vele dossiers die raken aan internationale afspraken, zoals wonen, stikstof, asiel en migratie, bereid zijn het héle verhaal te vertellen. Er is altijd keuze.