Onderwijs is veel meer dan het meetbare

Leraar geeft uitleg. foto: ANP / Hollandse Hoogte / Patricia Rehe

Het onderwijs gaat gebukt onder een waarderingscrisis. Er is te veel waardering voor alles wat meetbaar is, en te weinig voor de individuele leerling, de leraar en het beroepsonderwijs, schrijft onderwijsbestuurder Mark Buck op EW Podium.

Tegenvallende resultaten op het gebied van basisvaardigheden, een minister die diverse keren alarm slaat en een lerarentekort dat scholen noopt tot onconventionele maatregelen, zoals vier dagen school en onbevoegde docenten voor de klas: wie de media in de gaten houdt, kan de indruk krijgen dat er iets goed mis is met het onderwijs in Nederland.

Hoe kan er in zo’n essentiële sector zo veel aan de hand lijken? Is er wel zo veel aan de hand, of zijn dit vooral symptomen van een bepaalde kijk op het onderwijs?

Het werkelijke probleem in het onderwijs is een waarderingscrisis. Het is niet zozeer dat het onderwijs als zodanig niet meer wordt gewaardeerd, maar dat we niet de goede dingen waarderen in het onderwijs. Graag geef ik drie voorbeelden.

Politiek vergeet de niet-meetbare kanten van onderwijs

Allereerst: de waardering van waar het écht om gaat in het onderwijs. Het politieke debat lijkt zich enkel te concentreren op het meetbare. Of het nu gaat over de behaalde cijfers, volgsystemen of de hoeveelheid protocollen rond pesten, ziekte en heftige gebeurtenissen in het leven van leerlingen: alles wat op papier is vast te leggen, is maatgevend.

En toch: als ik een klas pabo-studenten vraag welke ervaring op de basisschool hen het meest heeft gevormd, noemt maar een enkeling de schoolprestaties. Veelal gaan de antwoorden over ervaringen van mens zijn, over gezien worden of juist gepest worden. Die ene leraar die het verschil maakte door een opmerking of een gebaar. De eerste aanraking met verliefdheid, boosheid, rouw of verdriet. Onderwijs is dan vertragend en een risico: het is de leerling die wordt gewezen op de wereld, en het is aan de leerling om te worden gewezen. Dat proces is niet te versnellen, net zo min je van een plant kunt verwachten om op de door jou vastgestelde datum tot bloei te komen.

De politieke waardering voor die aspecten van het onderwijs is minimaal. En dat is verklaarbaar, want leren lezen, schrijven en rekenen kunnen we meten en – misschien nog belangrijker – vergelijken. Al het andere laat zich moeilijker ‘vangen’ en is daarmee politiek oninteressant. Maar wat politiek oninteressant is, hoeft dat nog niet in een mensenleven te zijn. Wie ooit zelf onderwijs heeft meegemaakt (en wie heeft dat niet?) weet dat cijfers maar één aspect daarvan vormen. Onderwijs gaat ook (of misschien: vooral) over jezelf leren kennen, ook ten opzichte van anderen en de wereld.

Beroepsonderwijs: de motor van de maatschappij

Het tweede waarderingsprobleem vloeit voort uit hoe we naar onze samenleving kijken, en daarmee ook naar het onderwijs: succes is je eigen verdienste, hogerop komen is de norm. En dus zijn er nog steeds leerlingen die juichen als ze een vwo-advies krijgen en leerlingen die nazorg nodig hebben bij een vmbo-advies. Dat hebben zij niet zelf bedacht: soms spelen hun ouders een rol, altijd spelen de (on)uitgesproken verwachtingen van de samenleving een rol.

Hoewel verklaarbaar, blijft dit onbegrijpelijk. Het merendeel van de studenten in Nederland volgt een mbo-opleiding. Er zijn boekenkasten aan artikelen over hoe we ambachten meer moeten waarderen. En toch heeft het (v)mbo nog niet het imago dat het verdient: dat van de motor van onze maatschappij.

De individuele leraar lijdt onder centralistisch management

Ten derde is er het waarderingsprobleem van het ambacht van leraar. De afgelopen jaren is er veel gesproken over de salarissen van leraren. En terecht. Soms bleef de beloning achter bij wat van leraren wordt verwacht. Ook waren de verschillen tussen (bijvoorbeeld) het primair en voortgezet onderwijs dikwijls niet uit te leggen. Maar nu er op salarisvlak veel is gebeurd, is het lerarentekort nog niet teruggedrongen. Dit toont wat velen in het onderwijs al langer roepen: het beroep van leraar wordt door andere zaken bedreigd dan door het getal op het loonstrookje.

Ook hier speelt het politieke discours een rol: met iedere nieuwe onderwijswet krijgt een leraar voor de klas weer iets erbij dat ‘moet’, en worden de mechanismes van controles en toezicht geïntensiveerd. De vrijheid om – gegeven de kaders die er nu eenmaal horen te zijn – zelf invulling te geven aan een les is of lijkt vaak geminimaliseerd. Leraren zien dat hun professionaliteit in twijfel wordt getrokken. En dan is er ook nog een landelijk discours van centralisatie: eenduidigheid en gemiddeldes worden de norm, terwijl leraren vaak bewust kiezen voor een school of schoolsysteem.

Meer persoonlijke aandacht en ruimte in het onderwijs

Het is tijd voor fundamentele herwaardering van wat echt ertoe doet in het onderwijs. Geef meer aandacht en ruimte voor socialisatie en persoonsvorming. Zorg voor meer maatschappelijke inbedding van het (v)mbo, zowel door beleid als door positionering. En geef leraren de ruimte terug om hun vak uit te oefenen als wat het werkelijk is: een ambacht. Daar kunnen geen honderd onderwijswetten en tien mediagenieke ministers met dadendrang tegenop.