Mis- en desinformatie hebben prioriteit binnen de overheid en de EU. Dat niet altijd meer duidelijk is wat waar is en wat niet, wordt terecht gevaarlijk geacht. Het verwijderen van online-uitingen omwille van het waarheidsgehalte daarvan is echter nog gevaarlijker, betoogt Bart Collard, auteur van een nieuw boek over dit onderwerp, op EW Podium.
Eind juli 2023 participeerde ik in een prestigieuze top over desinformatie aan de Cambridge University. Twee dagen lang werd een gevuld programma aangeboden van 08:30 uur tot 22:00 uur. In allerlei panels spraken wetenschappers over de gevaren van desinformatie en op welke wijze overheden en socialemediabedrijven moeten ingrijpen. Onder misinformatie wordt doorgaans onjuiste, maar te goeder trouw verspreide informatie verstaan. Zulke verspreiding wordt desinformatie wanneer ze plaatsvindt met de intentie om schade aan te richten.
Het vertrekpunt van de top bleek te zijn dat desinformatie – en soms werd zelfs gesproken over misinformatie – dermate problematisch is dat de overheid repressieve maatregelen moet treffen als onlinedienstverleners dat niet doen. Hoe ver die maatregelen moesten gaan, stond nog niet voor alle sprekers vast. Hoewel sommigen wellicht genoegen zouden hebben genomen met disclaimers bij berichten en tijdelijke bans, leken de meesten voor enige vorm van het verwijderen van berichten te zijn. Onder de tientallen professionals die ik sprak tijdens het evenement was iedereen voor enige mate van het censureren van onjuiste berichten. Niemand vond dat dit wellicht geen goed idee was. Maar waarom hanteerde deze top dat vertrekpunt? Zijn er niet nog andere normatieve vragen te stellen voordat wordt overgegaan tot actief overheidshandelen?
Een debat over het vrije woord
In de vooravond van het evenement werd last minute nog een kort debat georganiseerd door de Cambridge Union. Hoogleraar onderwijskunde – en directeur van Academics for Academic Freedom (AFAF) – Dennis Hayes zou met hoogleraar Media Studies Gavan Titley debatteren over de vrijheid van expressie aan de hand van de stelling: ‘In the UK, unrestricted free speech is less concerned with defending truths and more interested in promoting a narrow selection of political views.’
De moderator Ceejay Hayes (een Amerikaan, geen familie van Dennis Hayes) stelde zich neutraal op en uit niets bleek diens voorkeur. Het werd een interessant debat, wellicht zelfs het meest interessante van de hele conferentie.
Dennis Hayes nam geen blad voor de mond en sprak – weliswaar respectvol en onderbouwd – uit hoe volgens hem de vrijheid van expressie onder druk was komen te staan door het wokisme. Hayes vond dat de overheid zeer terughoudend moest zijn in het censureren van wat zij als misinformatie classificeert. Niet alleen moet de uitingsvrijheid zo vrij mogelijk zijn, maar – Christopher Hitchens volgend – dit recht bevat ook de vrijheid om te luisteren naar wat je wil horen, aldus Hayes. Bij de after party hoorde ik diverse mensen beweren dat Hayes een gevaarlijke engerd was, maar kan het zo zijn geweest dat hij als enige de vragen stelde die gesteld dienden te worden? Hoe dan ook, buiten dit informele voor-evenement werd Hayes’ geluid niet meer gehoord tijdens de conferentie zelf.
Het verwijderen van online-uitingen in de strijd tegen desinformatie
Maar bij het aanpakken van misinformatie – laat staan desinformatie – door content te verwijderen, komt veel kijken. Het impliceert dat de overheid een waarheidsstandpunt inneemt en dat zij wat daarmee conflicteert, censureert. Kennis over de waarheid kan worden verkregen door de wetenschappelijke methodes toe te passen, maar dat is niet altijd zo eenvoudig.
Aan het begin van de coronapandemie schreef het RIVM dat het coronavirus niet eenvoudig van mens op mens overdraagbaar leek te zijn. Er was toen nog weinig informatie over het virus bekend. Maar was het dan misinformatie als iemand dit in twijfel trok? Als iemand zou hebben beweerd dat het mogelijk wel zeer besmettelijk zou zijn? En had die visie gecensureerd moeten worden?
Alle waarheden zijn voorlopige waarheden
Wetenschapsfilosoof Karl Popper leerde ons over voorlopige waarheden. Er is een absolute waarheid en door op een juiste wijze te meten, kunnen we die achterhalen. Maar we kunnen nooit zeker weten dat we die waarheid kennen. Daarom wordt gesproken van voorlopige waarheden, die afhankelijk van de geteste alternatieven, kunnen worden uitgedrukt in waarschijnlijkheden. Zekerheid bestaat daarover niet. Dat is precies de reden waarom de overheid terughoudend moet zijn met het (laten) verwijderen van vermeende onjuiste berichten. Maar wat betekent dit dan voor complottheorieën of beledigende uitingen op basis van onwaarheden?
In tegenstelling tot het vertrekpunt van de top in Cambridge, dient de overheid zich in beginsel niet te bemoeien met het waarheidsgehalte van een uiting. Wanneer iemand een ander schade toebrengt, dan kan de overheid handelen om die ander te beschermen (het niet-schadenbeginsel van negentiende-eeuwse filosoof John Stuart Mill). Maar het gaat dan om een schadelijke handeling; niet om het uiten van een vermeend onware uitspraak. Wat u te zeggen hebt, moet ik kunnen horen, omdat het me kan verrijken; en zo niet, dan kan ik u bekritiseren of u negeren. De vrijheid van meningsuiting omvat ook het recht op misinformatie. De overheid moet niet bepalen wat u mag zien, lezen en horen.
Deze week verscheen van Bart Collard het boek Het Recht op Misinformatie.