Waar ligt de grens tussen vaderlandsliefde en xenofobie?

Foto: ANP

Vaderlandsliefde is noodzakelijk voor een natiestaat. Maar in een gedeelde identiteit schuilt een destructief potentieel, schrijft freelance-auteur Daan H. Teer op EW Podium.

Westerse landen worden chauvinistischer. In 2018 noemde de Amerikaanse president Donald Trump zichzelf openlijk een nationalist. En in Europa vergaren conservatieve, al dan niet reactionaire stromingen steeds meer politieke invloed. Zij verdedigen verschillende culturen, maar zingen dezelfde noten: eigen volk, eigen tradities, eigen natie. Er is een verdrukt verlangen naar behartiging van het nationaal belang. Dat verlangen leeft, gek genoeg, internationaal.

Merkwaardig pluriform in hun uniformiteit

Deze paradox wordt treffend geïllustreerd door de groep ID (Identiteit en Democratie) in het Europees Parlement. Daarin hebben eurosceptische partijen – zoals het Franse Rassemblement National (RN), het Duitse Alternative für Deutschland en de Italiaanse Lega Nord – zich verenigd tot een Europees blok. Marine Le Pen, voormalig voorzitter van het RN, lichtte toe: ‘Al deze krachten zullen samenkomen […] om toekomstige debatten zoals nooit eerder gezien kleur te geven.’ De ID groep idealiseert uniformiteit, maar is merkwaardig pluriform.

Zij hebben gemeen dat zij elk de eigen nationaliteit benadrukken. Sommigen van hen noemen zichzelf – net als Trump – openlijk nationalistisch. Anderen worden slechts zo aangeduid. Hun politieke winst duidt hoe dan ook op toenemend Westers nationalisme. Dat is een woord met negatieve connotaties, vanwege de historische link met het nationaal-socialisme.

Nationalisme is er in gradaties

Nationalisme is een dubbelzinnig begrip, dat zowel kan voortkomen uit liefde voor het eigene als uit haat jegens het vreemde. Een gedeelde identiteit kan mensen verbinden, maar evengoed leiden tot nodeloze uitsluiting van de ander. Nationalisme is er dus in gradaties: gematigde en extreme elementen.

Voor de één betekent nationalisme enkel de goedaardige intentie een natie te vormen of te behouden. Voor anderen is nationalisme inherent xenofobisch. Deze ambivalentie staat in de weg van een verhelderende discussie. Wat bedoelen politici wanneer zij zichzelf, of elkaar, nationalist noemen? Als het erop aankomt waarschijnlijk precies wat hen uitkomt.

Het woord ‘vaderlandsliefde’ is onschuldiger, exacter en daardoor bruikbaarder. Het betekent simpelweg affiniteit voor het vaderland, zonder de specificatie van een aversie richting anderen. Wie van Nederland houdt, hoeft België niet te haten. Toch kan vreemdelingenhaat uit vaderlandsliefde voortvloeien.

Vaderlandsliefde kan leiden tot xenofobie

In liefde voor het eigene schuilt altijd een risico op haat jegens het vreemde. Wie van iets houdt, wil het beschermen. Wie iets beschermt, wil bedreigingen tegengaan. Maar een inherente menselijke valkuil is xenofobie – antipathie jegens het vreemde.

De onvoorspelbare aard van het onbekende is intimiderend, wat kan leiden tot een voorbarig negatief oordeel (of: vooroordeel) erover. Toch is het vreemde niet enkel een destructieve bedreiging. In het vreemde schuilt evengoed een creatief potentieel. Het hangt er maar net van af wie of wat er voor de deur staat.

Dit probleem uit zich bijvoorbeeld in het Nederlandse immigratiedebat. Voor extreem-rechts is het vreemde niets waard. Extreem-rechts neigt zo ver te gaan in de bescherming van het eigene, dat het anderen categorisch buitensluit. Voor extreem-links is het eigene niets waard. Extreem-links neigt zo ver te gaan in de waardering van het vreemde, dat het anderen categorisch verwelkomt. Maar prudentie vereist dat de filantroop wordt verwelkomd en de terrorist geweerd. Dit gaat gepaard met een menselijke maat.

Een vicieuze cirkel van tribale agressie

De Amerikaanse sociaal psycholoog Jonathan Haidt schreef het boek The Righteous Mind: Why Good People are Divided by Politics and Religion (2013). Hij analyseert hoe morele intuïtie zich uit in politieke en religieuze groepsvorming. Haidt onderscheidt twee soorten identiteitspolitiek: constructief en destructief.

Identiteitspolitiek vanuit een gedeelde menselijkheid benadrukt wat individuen in een groep gemeen hebben en creëert eendracht. Die leidt tot kansengelijkheid en gelijke waardigheid, en stelt minderheidsgroepen in staat zich te emanciperen. Identiteitspolitiek vanuit een gedeelde vijand benadrukt een zogenaamde externe dreiging, volgens het gezegde: ‘Ik tegen mijn broer, mijn broer en ik tegen mijn neef, en ik, mijn broer en mijn neef tegen de vreemdeling.’ Dit leidt tot een vicieuze cirkel van tribale agressie.

De grens ligt tussen oranjekoorts en het hakenkruis

Wanneer nationalisme doorslaat, gaat de ophemeling van het eigene gepaard met de demonisering van het vreemde. Dat leidt in het buitenland tot oorlog en binnenlands tot genocide. De nationaal-socialisten gingen zo ver in hun etnische zelfaanbidding, dat iedereen buiten hun identiteit werd uitgesloten, onteigend of vernietigd. Dit gevaar is inherent aan identiteitspolitiek.

De vraag is hoe dat kan worden voorkomen. Een natie kan niet bestaan zonder gedeelde identiteit, gezien het noodzakelijke draagvlak voor eendracht dan ontbreekt. Maar het risico op tribalisme, met al zijn historische implicaties, ligt daardoor constant op de loer. De grens ligt tussen oranjekoorts en het hakenkruis.

Moderne nationalisten zoeken een gemeenschappelijke vijand

Moderne nationalisten hebben voor hun identiteitspolitiek een gedeelde vijand gevonden in hun antoniem: het containerbegrip ‘globalisme’. Trumps zelfverklaarde ‘nationalisme’ is vooral een provocatie in de richting van het kosmopolitische deel van Amerika. De partijen in de Europese ID-groep zijn niet verbonden door onderlinge affiniteit, maar door aversie tegen de Europese Unie. De PVV en FVD zijn kritischer op de volgens hen vervreemde elite, dan lovend over de Nederlandse cultuur.

Dat is de riskante vorm van identiteitspolitiek die Haidt beschrijft. Het gevaar van hedendaags rechts-populisme is dat het zich dikwijls laat drijven door xenofobie in plaats van vaderlandsliefde. Wie meer tegen het vreemde is dan voor het eigene, heeft rancune als basismotivatie. Cultuurverlies is voor veel nationalisten niet een bron van gemeende verontwaardiging, maar een vehikel voor politiek opportunisme. De ware vaderlandslievende weet dat ook dat wat voorbij de grens bestaat, het vaderland kan verrijken.