‘We zijn er nog lang niet, maar het is niet alleen maar ellende’

Coronapatiënt die per traumahelikopter wordt vervoerd. Foto: Michel van Bergen/HH

Maarten Sulzer (59) werkt als longarts in het Spaarne Gasthuis in Haarlem. Elsevier Weekblad volgt hem de komende weken tijdens de coronacrisis. Wat speelt zich af in het ziekenhuis? En wat betekent dat voor het werk van een longarts? Deel 3: niet alles is ellende.

‘Vorig week werkte ik op de afdeling met coronapatiënten, deze week ben ik bezig met de reguliere zorg, het spreekuur met de “gewone” longpa­tiënten. In principe zijn die afspraken allemaal belafspraken geworden. Van tevoren dacht ik: dat kan helemaal niet. Maar eigenlijk gaat het heel goed. Mijn oor is hooguit wat warm en rood aan het einde van de dag.

Soms zijn het lastige gesprekken, bijvoorbeeld over een onverwacht slechte uitslag, dat is niet prettig via de telefoon. Maar patiënten zijn gelukkig begripvol. Bij patiënten met longkanker die bezig zijn met een behandeling of op het punt staan daarmee te beginnen, moeten longoncologen wel een moeilijke afweging maken. Wegen de voordelen van de behandeling op dit moment op tegen het risico op een infectie met het virus tijdens de behandeling? Mensen met longkanker zijn immers al kwetsbaar en een chemokuur onderdrukt hun afweer, wat de kwetsbaarheid nog vergroot.

We proberen de behandelingen zoveel mogelijk door te laten gaan en hebben daarvoor ook gewoon de capaciteit. Maar we kijken echt samen met de pa­tiënt of het niet een te groot risico is. Als het uitstellen van een behandeling op dit moment niet tot levensbedreigende situaties leidt, dan is het misschien beter om even te wachten. En als het een behandeling is die het leven met gemiddeld drie maanden verlengt, moet je dan nu dit risico lopen?

Een hart onder de riem

De meeste chronische longpatiënten ken ik inmiddels goed, met hen heb je een band. Dus die gesprekken gaan vrij makkelijk via de telefoon. Ik merk dat ze vooral heel blij zijn met het feit dat je even belt. Veel patiënten zitten gevangen in huis, komen helemaal niet meer buiten, omdat ze bang zijn een infectie op te lopen. Als je longen al deels kapot zijn, is het risico op een ernstig verloop groter. En dat zijn niet alleen ouderen, het zijn ook veertigers en vijftigers. Of jonger. Ik probeer ze dan toch een beetje een hart onder de riem te steken.

Abonnee worden?Dagelijks op de hoogte blijven van de laatste actualiteiten, achtergronden en commentaren van onze redactie? Bekijk ons aanbod en krijg onbeperkt toegang tot alle digitale artikelen en edities van Elsevier Weekblad.

Bekijk de mogelijkheden voor een (digitaal) abonnement hier

Nieuwe patiënten die de uitslag van een scan krijgen, laten we wel zoveel mogelijk naar het ziekenhuis komen. Die uitslagen zijn niet altijd goed, dat kan gewoon niet telefonisch. En ze mogen ook iemand meenemen naar de afspraak. De menselijke factor blijft echt belangrijk.

Normaal vind ik het ook heel prettig om patiënten bij binnenkomst een hand te geven. Nu kan dat niet. Patiënten weten inmiddels ook heel goed dat het niet mag. Dus in plaats van een hand is het nu een knikje met mijn hoofd. Het is raar, maar het went.

Deze week ging ook de eerste coro­napatiënt van de IC terug naar de gewone afdeling. Dat was toch wel een vreugdevol moment. We zijn er nog lang niet natuurlijk, maar het is fijn om te zien dat het niet alleen maar ellende is.’