Vier veelgestelde vragen over het coronavirus

Minister Hugo de Jonge werkt nog steeds aan corona-app die GGD’s moet helpen. Foto: ANP.

Hoe besmettelijk is het coronavirus? En hoe verspreidt het zich? Redacteur zorg en gezondheid Marieke ten Katen beantwoordt vier veelgestelde vragen over het coronavirus.

Hoe verspreidt het virus zich?

Mensen die besmet zijn met het virus kunnen het verspreiden via druppels die door niezen en hoesten uit de neus en mond kunnen komen. En ook houdt de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) er sinds kort rekening mee dat dit soort druppels in de lucht terecht kunnen komen via praten. Als andere mensen deze druppels inademen, kunnen zij besmet raken. De druppels blijven niet in de lucht zweven, maar vallen relatief snel naar beneden. Vandaar het advies om anderhalve meter afstand te houden: binnen die afstand zijn de druppels over het algemeen op de grond terechtgekomen.

Lees alles over het coronavirus in ons dossier

De druppels kunnen ook op andere oppervlakten belanden, zoals een tafel of deurklink. Hoelang ze daar overleven, is nog niet precies bekend. Maar onderzoekers sluiten niet uit dat anderen besmet kunnen raken als zij bijvoorbeeld een besmette deurklink vastpakken en vervolgens in hun ogen wrijven. Daarom is het advies om geregeld handen te wassen.

Kan het virus zich ook verspreiden via nog kleinere deeltjes in de lucht?

Doordat het coronavirus zich in zo’n hoog tempo over de hele wereld heeft weten te verspreiden, vermoeden sommige wetenschappers dat het coronavirus airborne is. Oftewel, dat het zich in nog veel kleinere deeltjes in de uitgeademde lucht kan verspreiden. Deze aerosolen, een mengsel van druppeltjes en lucht, kunnen uren in de lucht blijven zweven. Maar de vermoedens dat dit bij het coronavirus gebeurt, zijn in onderzoeken nog niet bevestigd. Twee Chinese onderzoekers schrijven op 24 maart in een ingezonden brief in het wetenschappelijk tijdschrift Irish Journal of Medical Science wel dat een aantal bevestigde gevallen ‘moeilijk te verklaren is’ als het virus niet airborne is. Als voorbeeld noemen zij onder anderen een man die in de Chinese stad Ordos besmet raakte door iemand die bij hem in het appartementencomplex woont. Ze waren niet in direct contact met elkaar geweest, maar de deur van zijn besmette onderbuurman stond wel open toen hij daar op een dag langs liep. Een aantal dagen later werd hij zelf ziek.

En uit een onderzoek gepubliceerd in de New England Journal of Medicine bleek dat er in aerosolen ook na drie uur nog virusdeeltjes kunnen worden aangetoond. Maar dat is wel onder experimentele omstandigheden, in het laboratorium. Bovendien is nog niet duidelijk of er genoeg levende virusdeeltjes in deze druppeltjes aanwezig zijn om ook daadwerkelijk anderen te besmetten. Daarnaast is het onderzoekers zelfs in het laboratorium nog niet gelukt om aan te tonen dat cellen geïnfecteerd kunnen raken via virusdeeltjes in aerosolen.

De WHO gaat er vooralsnog dan ook van uit dat besmetting via aerosolen vooral gebeurt in specifieke situaties in het ziekenhuis waarbij grote hoeveelheden vrijkomen in een afgesloten ruimte. Zo kan de slang bij beademde patiënten losschieten, waardoor er ineens veel aerosolen in de lucht terechtkomen.

Lees meer over de discussie over het nut van mondmaskers: Gaan we dan toch massaal mondkapjes dragen? 

Daarom gebruikt het personeel in de ziekenhuizen bij het behandelen van coronapatiënten speciale zogenoemde FFP2-mondmaskers en spatbrillen die zelfs deze kleine deeltjes tegen weten te houden. De relatief eenvoudige chirugische mondkapjes sluiten vaak niet voldoende af om deze vrij rondzwevende deeltjes tegen te houden. De grotere druppels die via niezen, hoesten en hard praten vrijkomen, worden wel tegengehouden door deze mondkapjes.

Zijn mensen al besmettelijk voordat ze symptomen ontwikkelen?

Het is mogelijk, zo schrijft de WHO, dat iemand die zich niet ziek voelt en alleen een licht hoestje heeft, anderen kan besmetten. Ook bestaat de mogelijkheid dat patiënten besmettelijk zijn voordat ze klachten ontwikkelen of dat zij zelfs helemaal nooit symptomen krijgen, maar intussen wel het virus kunnen overdragen. Hoe groot de rol van deze asymptomatische en presymptomatische besmettingen is, is nog niet duidelijk.

Uit onder meer een studie van Duitse wetenschappers gepubliceerd in wetenschappelijk tijdschrift Nature, komen aanwijzingen naar voren dat het virus zich bij patiënten in de luchtwegen juist al flink kan vermenigvuldigen in de dagen voordat zij symptomen ontwikkelen.

Deze vier vragen zijn onderdeel van het artikel: Alle vragen en antwoorden over het coronavirus

Wilt u het hele artikel lezen? Klik hier

Van negen proefpersonen werden monsters afgenomen van de bovenste luchtwegen en daaruit bleek dat de meesten al over de piek van het aantal virusdeeltjes heen waren toen zij voor het eerst werden getest op het coronavirus.

In diverse modellen – rekenkundig, dus geen werkelijke situaties – schatten onderzoekers zelfs dat ongeveer 50 procent van de coronagevallen wordt veroorzaakt door deze presymptomatische verspreiding. Uit een Chinees onderzoek naar de overdracht van het virus bij 468 bevestigde gevallen rolt er juist een veel lager percentage uit: 12,6.

Over de asymptomatische verspreiding concluderen Amerikaanse onderzoekers in een voorpublicatie – dus nog zonder een kritische blik op het onderzoek door onafhankelijke experts – dat ook patiënten die nooit symptomen ontwikkelen, wel een belangrijke rol moeten spelen in de verspreiding van het virus, want anders had het virus zich nooit in zo’n korte tijd over de hele wereld kunnen verspreiden. Of dat ook echt zo is, moet nog wel worden bewezen.

In hoeverre spelen kinderen een rol bij de verspreiding van het virus?

Duidelijk is dat kinderen over het algemeen niet of nauwelijks ziek worden. Maar wat dit precies betekent voor hun besmettelijkheid, is nog niet helemaal duidelijk. Een studie in het wetenschappelijk tijdschrift The Lancet suggereert dat kinderen net zo vaak geïnfecteerd raken als volwassenen en dus, zo schrijven de onderzoekers, moeten kinderen wel worden meegerekend in modellen waarbij de verspreiding van het virus in kaart wordt gebracht.

De Duitse viroloog Christian Dorsten vreest dat veel recente onderzoeken naar de besmettelijkheid van kinderen een beetje zijn vertroebeld, zo beschrijft hij in een podcast van de Duitse omroep NDR. De meeste onderzoeken zijn gedaan binnen huishoudens om te zien hoe het virus het gezin is binnengekomen. Maar de eerste patiënten die het coronavirus meenamen naar onder meer Duitsland, waren vaak volwassenen die het virus tijdens een zakenreis hadden opgelopen.

Kinderen worden dus misschien niet zo vaak aangewezen als de eerste besmetting binnen een gezin, maar dat kan ook liggen aan het feit dat zij niet – net als volwassenen – in hun eentje of met alleen leeftijdgenoten naar het buitenland zijn geweest. Ook onderzoek naar de verspreiding op scholen is op veel plekken niet goed mogelijk nu scholen geheel of gedeeltelijk zijn gesloten.

Drosten heeft zelf onder meer een studie gedaan waarbij is gekeken hoe hoog de concentratie virus in de luchtwegen is bij positief geteste volwassenen en kinderen. Pas als die concentratie hoog genoeg is, bestaat de kans dat de patiënt het virus kan doorgeven. Er werd gedacht dat kinderen mogelijk minder virusdeeltjes in de luchtwegen hebben doordat zij niet of nauwelijks symptomen ontwikkelen. Maar volgens Drosten geven de eerste resultaten juist aan dat er geen duidelijk verschil bestaat tussen die waarden bij volwassenen en kinderen. Het zou dan ook zomaar kunnen, zegt Drosten, dat kinderen net zo besmettelijk zijn als volwassenen.

Maar uit een onderzoek in IJsland, waar de basisscholen gewoon open bleven, bleek juist weer dat geen van de 848 onderzochte kinderen onder de 10 jaar positief is getest op corona. En volgens onderzoek gepubliceerd in het Journal of the American Medical Association hebben kinderen veel minder ACE2-receptoren in de neus, de receptor die het virus nodig heeft om menselijke cellen binnen te dringen en zich te vermenigvuldigen. Dat zou kunnen verklaren waarom kinderen minder ziek worden en mogelijk dus ook minder besmettelijk zijn. Maar de precieze rol van kinderen bij de verspreiding van het virus blijft dus nog onduidelijk.