De jury van Uitgeverij Verloren/Johan de Witt-scriptieprijs voor geschiedenis heeft dit jaar twee scripties genomineerd uit de vijf ingediende masterscripties. De prijs wordt in samenwerking met weekblad EW voor de achtste keer uitgereikt.
De jury maakt de winnaar bekend op zaterdagmiddag 26 maart tijdens een bijeenkomst van de historische vereniging Vrienden van De Witt bij Uitgeverij Verloren, Torenlaan 25 in Hilversum. De twee genomineerden én de winnaar van de aanmoedigingsprijs worden geïnterviewd.
Lees hier het stuk over de winnaars van 2021 terug: Dit zijn de winnaars van de Uitgeverij Verloren/Johan de Witt-scriptieprijs
De scripties moeten betrekking hebben op de Republiek der Nederlanden in de zeventiende eeuw. De prijs voor de beste masterscriptie bestaat uit een bedrag van € 1.500, een boekenpakket en een jaarabonnement op weekblad EW. Ook is er een aanmoedigingsprijs van € 200 voor de beste bachelorscriptie. EW publiceert een samenvatting van de winnende scriptie, die ook is te vinden op de websites van weekblad EW en de vereniging Vrienden van De Witt.
De twee genomineerde masterscripties
De integratie en assimilatie van Deense en Noorse immigranten in het Amsterdam van de zeventiende en achttiende eeuw staan centraal in de masterscriptie van Jessica den Oudsten (The descendants of Norwegian and Danish Immigrants, Universiteit Leiden).
De economische voorspoed en de godsdienstvrijheid van Amsterdam in de zeventiende eeuw werkten als een magneet op mensen uit het buitenland. Het aandeel immigranten in de stedelijke bevolking nam vanaf de zeventiende eeuw sterk toe en deze instroom had duidelijke sociaal-economische gevolgen voor de stad en de betrokken immigranten. De indexering en digitalisering van diverse archieven maken het mogelijk om op grotere schaal het leven van deze immigranten te onderzoeken. Deze scriptie concentreert zich op de nakomelingen van Deense en Noorse immigranten in het Amsterdam van de zeventiende en achttiende eeuw.
De studie onderzoekt de assimilatie en de sociale mobiliteit van deze tweede generatie en verdere generaties immigranten binnen de Amsterdamse samenleving aan de hand van vijf casestudies. Het onderzoek toont aan dat de betreffende groep nooit volledig assimileerde, maar voor een deel haar eigen karakter, zoals het lutherse geloof, behield en dat het merendeel van deze groep relatief arm bleef.
De studie toont aan de hand van micro-onderzoek duidelijk aan dat indicatoren voor integratie, assimilatie en sociale mobiliteit vaak met elkaar verweven zijn. Een goed voorbeeld hiervan is de mogelijkheid van sociale mobiliteit binnen een arme buurt, zoals bleek uit één van de casestudies. De resultaten van deze studie geven meer inzicht in het complexe proces van integratie en zijn uiterst relevant voor het huidige debat over assimilatie.
Het verschijnsel vertrouwen in de Amsterdamse handel
De masterscriptie van David ter Schegget (Steyeringhe of gestadigheyt?, Universiteit Groningen) onderzoekt de veranderingen in het verschijnsel vertrouwen in de Amsterdamse handel tussen 1585 en 1685.
De vroegmoderne periode liet een sterke toename van de internationale handel zien. De handel was traditioneel gebaseerd op directe banden tussen kooplieden waarbij interpersoonlijk vertrouwen een centrale rol speelde. Aan het einde van de zestiende eeuw probeerde de stad Amsterdam dit vertrouwen ook via een institutionele weg te bevorderen. Het stadsbestuur besloot tot het oprichten van enkele instituten zoals de Wisselbank, de Beurs en de Kamer van Assurantie en Averij, om op deze wijze het vertrouwen en daarmee de omvang van de handel te bevorderen.
Deze scriptie onderzoekt in hoeverre de oprichting van deze instituten daadwerkelijk een positief effect heeft gehad op het vertrouwen van de handelaren. Deze instituten richten zich met name op het bevorderen van de operationele zekerheid van het handelen. Het onderzoek toont aan dat de oprichting van de Wisselbank zorgde voor een solide betalingsverkeer, en de stijgende inleg en reserves tonen het succes van dit instituut aan.
De Beurs bracht geen institutionele vernieuwing, maar ontwikkelde zich wel tot een informatienetwerk waarin relevante kennis ten aanzien van de handel kon worden verkregen. Deze kennis had een positief effect op het vertrouwen in de handel. De oprichting van de Kamer van Assurantie en Averij zorgde voor een institutionele vernieuwing, maar deze had slechts een minimaal effect op het vertrouwen omdat het merendeel van de verzekeringen buiten deze kamer om ging. De scriptie concludeert dat de introductie van de genoemde instituten een significant positief effect had op het vergroten van de operationele zekerheid ten aanzien van het handel drijven. De introductie leidde eerst tot weerstand bij handelaren, die hun persoonlijke vrijheid bedreigd zagen, maar later zagen deze de voordelen ervan in. De handel kon door deze verandering ‘gestadig’ groeien.
De jury bestaat uit dr. D. Onnekink (UU, Utrecht), dr. J. van der Steen (RUL, Leiden),
dr. D. van der Linden (RUG, Groningen), mevr. dr. R. Baars (RUN, Nijmegen), dr. J. van Tol (UvA, Amsterdam), mevr. dr. I. Huysman, voorzitter (Huygens ING-KNAW) en dr. L. de Jonge, secretaris (WU, Wageningen).