Larry Siedentop (1936-2024): filosoof met fascinatie voor licht en wortels in Nederland

18 juni 2024Leestijd: 6 minuten
Larry Siedentop. Beeld: Jillian Edelstein

Oud-EW-redacteur Jelte Wiersma deelt zijn herinneringen aan Larry Siedentop, met wie hij sinds 2014 een dierbare vriendschap had. De Brits-Amerikaanse politiek filosoof overleed woensdag 12 juni in Londen. Hij werd 88 jaar oud.

‘Hoe planten jullie je voort in dit land?’ Larry, homo, grijnst. ‘Dat moet je mij niet vragen, maar waarschijnlijk gaat dat per ongeluk. Zoals alles in Engeland per ongeluk gaat. Engelsen wantrouwen ideeën.’ Hij grinnikt.

Het is Pasen 2024 en we zitten in het bibliotheekje van Loveday in Kensington, Londen, het verzorgingshuis waar we hem in november naartoe hebben verhuisd. Andere bejaarde bewoners en hun familieleden luisteren met rode oortjes. ‘Ik heb heel wat avonturen met dames uit diverse landen gehad, maar nog nooit met een Engelse. Ze weten niet hoe te flirten,’ zeg ik.

‘Ik weet het,’ zegt Larry, met een zucht en glimlach. ‘Engelse vrouwen zijn onzeker tegenover mannen. In tegenstelling tot Amerikaanse en Nederlandse. Alexis de Tocqueville observeerde al de vooraanstaande rol van de Amerikaanse vrouwen, die zelfs handel dreven met mannen. De Amerikaanse cultuur is meer beïnvloed door Nederlandse dan de Engelse, waar door het klassensysteem de rol van de vrouw vooral was te zorgen voor een mannelijke erfgenaam.’

Dit was het laatste gesprek dat Larry en ik hadden. Hij overleed woensdag 12 juni, 88 jaar oud.

‘Wil je gin and tonic?’

Larry en ik leerden elkaar kennen dankzij EW-collega Carla Joosten. Ik volgde haar in 2014 op als correspondent Europese Unie in Brussel. Op mijn vraag met wie ik zou moeten praten ter voorbereiding, noemde ze onder meer politiek filosoof Larry Siedentop, auteur van Democratie in Europa (2000).

Met een half-nieuwsgierig, half-geïrriteerd ‘Hello?’ nam Larry de telefoon op. Nadat ik had uitgelegd waarom ik belde en dat ik zijn nummer van Joosten had gekregen, klonk meteen enthousiasme door in zijn stem. Ik moest mij aan het einde van een zomerse middag melden bij zijn flat aan de Royal Crescent in Kensington, Londen.

In pak-met-das en een beetje nerveus meldde ik me aan de Crescent, een enorm lang, wit, halve-maanvormig gebouw in zo’n beetje de duurste wijk ter wereld. ‘De tweede verdieping,’ was alles wat hij zei door de intercom. De zware, donkergrijze Engelse voordeur schoot open en op de met tapijt bedekte trap snelde ik omhoog. Daar stond hij, in de deuropening van zijn flat. Een middelgrote man, slank, met een tweedjasje, ribbroek en zwarte sneakers.

‘Wil je gin and tonic?’ Larry trok zich terug in zijn keukentje en liet me een moment alleen. Boeken, tijdschriften, rekeningen en dvd’s lagen verspreid op een oude, afgeleefde bank, een antiek tafeltje en een van de twee stoelen. Twee grote glazen deuren gaven zicht op het park van de Crescent en lieten daglicht binnen dat op prachtige schilderijen viel. Een schilderij stond op de vloer, wankel leunend tegen een fauteuil. Een man met een woeste grijze baard keek verschrikt en opgewonden de kleine woonkamer in.

‘Dat is Paulus,’ zei Larry, terwijl hij met de gin en tonic binnenkwam. ‘Zie je zijn ogen? Het is net alsof hij het opeens allemaal begrijpt.’ Paulus die Jezus ziet, een gin en topic en een oude man in een tweedjasje die instructies geeft om de boeken van de kleine bank op de grond te zetten, zodat ik kon gaan zitten. Wat voor universum was ik binnengegaan?

Gefascineerd door licht: ‘Je kan hier niet aan God ontsnappen’

Voor ik dat kon ontdekken, ontdekte Larry mij. Wat vond ik van de toenmalige Duitse bondskanselier Angela Merkel, lezen Nederlanders nog boeken, wat willen de Fransen met de EU, waar wilde ik over schrijven en waarom? Larry nam mij stevig in de greep, om nooit meer los te laten. En ik wilde niet meer losgelaten worden. Hij dwong mij na te denken, over alles. Als ik worstelend probeerde te antwoorden, luisterde Larry met spottende en tegelijk milde blik.

Hij nam mij die eerste avond mee naar restaurant Belvedere. In de oranjerie van Holland House, het enige overgebleven gebouw op het toenmalige landgoed van Lord Holland – nu: Holland Park. ‘Kijk naar het licht,’ zei hij, wijzend naar de zonnestralen die de oranjerie verlichtten. ‘Vind je het ook niet verbluffend?’ Ik kon het alleen maar beamen.

Larry was altijd gefascineerd door licht, letterlijk en als metafoor voor het hogere. Natuurlijk licht, muzikaal licht, licht op schilderijen en in mensen – intellectueel licht, helderheid. Toen ik hem eens meenam naar mijn ouderlijk huis in Folsgare, Friesland, viel hem op dat door de eindeloze vlakke weiden het licht zich zelfs laat zien als het bewolkt is. ‘Je kan hier niet aan God ontsnappen.’ En na samen te hebben geluisterd naar Georg Friedrich Händels oratorium Messiah vroeg Larry: ‘Weet je wat hij zei over toen hij Messiah componeerde? “Ik dacht dat ik de hele hemel voor me zag, en de grote God zelf.”’

Halve Nederlander

Het liberalisme was voor hem het bestuurlijke en sociologische licht, het hogere schema voor de organisatie van het dagelijks leven. Toegang voor allen tot het landsbestuur, rechtspraak en onderwijs waardoor mensen vredig kunnen samenleven. Vanuit het christelijke principe dat allen naar het evenbeeld van God zijn geschapen. In De uitvinding van het individu (2014), zijn tweede grote standaardwerk, werkte hij dat uit.

Nederland speelde volgens Larry een belangrijke rol in het verspreiden van het liberale idee. Eerst door als Republiek de Spaanse koning en het katholicisme af te zweren en een burgerlijk bestuur te vestigen, daarna door de stichting van Nieuw-Nederland (later: New York) begin zeventiende eeuw, vervolgens door te voorkomen dat de katholieke vorst Lodewijk XIV Europa zou overheersen en door tegelijk in 1688 de macht op de Britse eilanden over te nemen en daar de positie van het parlement te versterken. De Anglo-Amerikaanse wereld was een erfgenaam van Nederland, benadrukte Larry graag.

Hij dronk dan wel net als Amerikanen slappe koffie bij het ontbijt en droeg zoals de Engelsen een tweedjasje, Larry was een halve Nederlander. Zijn familie had wortels in Oldenzaal. We bezochten de stad. ‘Waarom zijn in Nederland de kerken altijd dicht,’ mopperde hij terwijl we voor de gesloten deur van de Plechelmusbasiliek stonden. ‘We willen God graag in de kerk houden. Anders zitten we ook buiten de kerk met Hem opgescheept.’ Larry lachte.

Siedentop omarmde de Engelse excentriciteit

Geboren in Chicago groeide hij op met een vriendje wiens vader dominee was in de Dutch Reformed Church. En hij ging naar Hope College in Holland, Michigan, midden negentiende eeuw gesticht door de Nederlandse dominee Albertus van Raalte. Na Harvard verhuisde Larry in 1960 naar Oxford, waar hij vanaf 1973 fellow en tutor was. Waarom naar Engeland? ‘Oxford natuurlijk!’ Hij was dol op zijn College daar, Keble, en hield er altijd een flat aan.

Kleurrijk gekleed door de beste kleermakers, omarmde hij de Engelse excentriciteit. ‘Ze noemden ons de peacock dons, de pauwenheertjes.’ Ik volgde zijn voorbeeld met maatpakken. Dat kwam me op een mengeling van goedkeuring (‘Je ziet knap uit’) en afkeuring (‘Heeft Franse extravagantie je in de greep?’) te staan.

Naast zijn residenties in Londen en Oxford, had hij een optrekje in het Zuid-Franse stadje Montpellier en ‘een flat’ in een gehucht in de bergen iets verderop. Hij nam me mee naar de Romeinse tempel Maison Carrée in het nabijgelegen Nîmes. We zaten naast elkaar op een openbare trap te kijken. ‘Abraham Lincoln heeft hier eens een hele dag gezeten om de tempel te bewonderen.’ De volgende dag reden we samen in mijn oude Land Rover naar het gehucht. De flat bleek een soort kelder te zijn, met aan één zijde ramen met geweldig uitzicht over de bergen. ‘Hier schreef ik Democratie in Europa.’ ‘Bijna als een monnik?’ ‘Bij tijd en wijle. Maar ik had ook een vriend hier. Hij is overleden bij een ongeval.’ Weemoed overviel hem. Maar nooit lang.

Ook naarmate fysieke kwaaltjes hem begonnen te plagen, praatten we weinig over de dood. ‘Blijf ademen, Larry,’ zei ik altijd als we afscheid namen. ‘Dat zal ik proberen.’ Maar geestelijke kwaaltjes manifesteerden zich ook. Dat maakte hem meer fysiek dan vroeger. De omhelzingen werden langer. Hij wilde niet meer loslaten. En ik ook niet meer – nooit meer.