Deze zes bevlogen jonge promovendi zetten hun tanden in complexe vraagstukken en hoopgevend onderzoek.
Elke ochtend stipt om 8 uur stapt Sibel Bahtiri het steriele laboratorium binnen waar zij haar promotieonderzoek uitvoert. Van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat is zij aan het werk om gekweekte organen te testen. Ze is niet de enige: veel onderzoekers spenderen uren achter een microscoop, voeren gesprekken met focusgroepen en analyseren data achter computerschermen. En dat allemaal met één doel: bijdragen aan de wetenschap.
Hun inspanningen lonen. Nederland is een toonaangevend onderzoeksland, meldt het Rathenau Instituut, dat de ontwikkelingen in de Nederlandse wetenschap in kaart brengt. Gemeten naar het aantal publicaties en citaties van onderzoekers staat Nederland op nummer vier van de mondiale ranglijst. Alleen Singapore, het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland staan erboven. De Verenigde Staten volgen op ruime afstand op de vijfde plek.
Het Rathenau Instituut concludeert in het rapport Balans van de wetenschap 2024 verder dat de wetenschappelijke kwaliteit van Nederlands onderzoek nog immer hoog is, dat internationale samenwerking toeneemt en dat er ten opzichte van het vorige rapport van vier jaar geleden meer onderzoekstalenten worden opgeleid en aangetrokken. Ook is het aantal vrouwelijke promovendi gestegen en verwerven Nederlandse wetenschappers per onderzoeker de meeste Europese beurzen.
Het succes heeft ook een keerzijde, schreef Ad Valvas, het universiteitsblad van de Vrije Universiteit Amsterdam, in een artikel gewijd aan het rapport. De werkdruk op universiteiten is torenhoog. En dan hangen het hoger onderwijs ook nog bezuinigingen boven het hoofd. Of Nederland zo goed blijft scoren, is dus de vraag.
Maar vooralsnog werken er in al die laboratoria en onderzoekscentra van Nederlandse universiteiten duizenden onderzoekers aan hun promotie. Met hun intelligentie en werkethos proberen ze van de wereld een betere plek te maken.
De Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen selecteert jaarlijks veelbelovende onderzoekers, de zogeheten Faces of Science. EW koos uit die groep zes promovendi van jonger dan 35 jaar.
Tamara Florijn (26)
In haar onderzoek combineert Tamara Florijn twee grote liefdes: wiskunde en puzzelen. Ze puzzelt programma’s in elkaar om computerstrategieën voor onderhandelingen te maken. Florijn is onderzoeker in kunstmatige intelligentie aan het Centrum Wiskunde & Informatica in Amsterdam en aan de Universiteit Utrecht.
Met computersimulaties en wiskundige bewijzen laat ze zien welke strategieën goed werken bij onderhandelingen met meer dan één partij. Denk aan het plannen van een afspraak met een groep vrienden en hoe je daarin een compromis sluit. Of aan een slim elektriciteitssysteem waarmee energieleveranciers met consumenten kunnen onderhandelen over de prijs van energie.
Florijn wil dat proces zo eerlijk mogelijk laten verlopen. ‘Ik probeer een brug te slaan tussen wiskunde en de mens.’ Haar doel is bewijzen dat een computer soms win-win-uitkomsten kan bereiken. Ze mocht erover spreken op een conferentie van de universiteit van Auckland in Nieuw-Zeeland.
Sibel Bahtiri (25)
Als toxicoloog bij het Leiden Academic Centre for Drug Research doet Sibel Bahtiri onderzoek naar menselijke celkweekmodellen als alternatief voor proefdieren.
Mensen worden veelvuldig blootgesteld aan chemische stoffen, met soms ongewenste gezondheidseffecten. Bijvoorbeeld in geneesmiddelen of pesticiden op voedingsmiddelen. Bahtiri wil die stoffen kunnen testen, maar zonder proefdieren te gebruiken. ‘Een veel duurzamer en ethischer keuze,’ vindt ze. Daarom heeft ze mini-menselijke organen gekweekt met behulp van stamcellen.
Bahtiri werkt aan haar promotie-onderzoek voor de studie biomedische wetenschappen. ‘Daar ontwikkelde ik een fascinatie voor complexe celkweekmodellen.’ Nu mag ze deze lever- of nierachtige modellen dagelijks in het laboratorium testen. Haar onderzoek bevindt zich in de zogeheten validatiefase. Het lukt om de organen te kweken, de vraag is of de celkweekmodellen ook gaan reageren.
Anouk Mesch (27)
Frikandelbroodjes, roze koeken – als middelbare scholier zag Anouk Mesch al veel ongezond eetgedrag. Nu promoveert ze als voedingswetenschapper aan de Wageningen University & Research op dit onderwerp.
Ze onderzoekt het stimuleren van gezond en duurzaam eetgedrag bij adolescenten. Een sociaal onderzoek, waarvoor ze zowel experts als jongeren op middelbare scholen spreekt. Zo ontdekte ze dat autonomie en sociale aspecten van voedsel voor tieners van groot belang zijn. Ze hebben voor het eerst zelf geld en eten graag samen met een groep. ‘De scholieren kwamen zelf met heel creatieve ideeën. Met social media challenges daagden ze elkaar uit om te kiezen voor fruit en groenten,’ vertelt ze.
Tieners willen wel gezonder eten, maar weten vaak niet hoe. Ze worden er ook niet toe verleid. Met gastlessen, lespakketten en adviezen voor scholen en beleidsmakers helpt Mesch scholieren nu al bij het maken van verantwoorde eetkeuzes.
Edouard Fu (27)
Big data om levens te redden. Edouard Fu gebruikt anonieme gegevens van miljoenen patiënten om te analyseren wat de beste behandelingen zijn bij hart- en nierziekten.
In het eerste jaar van zijn studie geneeskunde zag Fu de impact van dialyse op de levens van nierpatiënten. Hij wilde helpen en kon meteen ondersteuning bieden bij een onderzoek. Voor een postdoc ging hij naar Harvard in de Verenigde Staten, waar hij diverse onderzoeken leidde naar de effectiviteit en veiligheid van medicijnen, zoals afslankmiddel Ozempic. Dit onderzoek had impact op internationale en Europese richtlijnen bij chronische nierschade.
Nu is hij hoofd van een onderzoeksteam in het Leids Universitair Medisch Centrum dat zich bezighoudt met nierziekten en hart- en vaatziekten. Ze nemen alle aspecten van een ziekte in beschouwing. Fu ontwikkelde een betrouwbaarder methode om de nierfunctie bij ouderen in te schatten. Naast dit drukke onderzoeksleven is hij ook nog coassistent.
Isabelle Pirson (30)
Als medisch ethicus onderzoekt Isabelle Pirson in het Leids Universitair Medisch Centrum de ethiek rondom de ontwikkeling van gentherapie. Met deze therapie wordt de genetische code die een ziekte veroorzaakt, aangepast. De focus van Pirsons onderzoek betreft gentherapie voor jongens met de spierziekte Duchenne. Zij hebben nu een gemiddelde levensverwachting van 30 jaar.
Door gesprekken met deze jongens, hun zorgverleners en onderzoekers brengt Pirson de wensen, zorgen en kansen rond de ziekte en behandeling in kaart. Zo leert ze van de jongens op welke manier gentherapie het beste aansluit op het leven met Duchenne.
Pirson draagt op deze manier bij aan de ontwikkeling van behandelingen. ‘Gentherapie brengt hoop voor de medische toekomst, het kan bijdragen aan een betere kwaliteit van leven. De vraag is hoe we deze therapie implementeren op een manier die past bij de patiënten. Daarmee moet rekening worden gehouden.’
Kayla Green (30)
Door naar hersenactiviteit te kijken met MRI-scans doet Kayla Green onderzoek naar het welzijn van jongeren en jongvolwassenen. Daarnaast analyseert ze vragenlijsten die zijn ingevuld door adolescenten. ‘Deze jongeren en jongvolwassenen zitten in een leuke fase. Er verandert veel in hun brein en in hun gedrag,’ zegt ze.
Green vond hersenen altijd al interessant. Tijdens haar studie psychologie realiseerde ze zich wel dat ze ‘neurowetenschapper zonder hernia’ wilde worden. Voor haar geen operaties en microscopen, ze specialiseerde zich in gedrag. Inmiddels onderzoekt ze de mentale gezondheid van jongvolwassenen. Ze concludeerde dat de coronacrisis een grote impact heeft gehad en dat jongeren zich sindsdien meer zorgen maken over hun toekomst.
Ze betrekt jongeren in brainstormsessies over maatregelen om beleid te beïnvloeden. En ze ging samen met jongeren in gesprek over prestatiedruk met Robbert Dijkgraaf, destijds minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor D66.