In september 2003 verscheen Nicolaas Klei zijn eerste wijnstukje in Elsevier. Jan-Maarten de Winter, destijds chef van de cultuurredactie, weet nog dat hij tal van namen op het oog had, maar dat hij mede op voorspraak van culinair journalist Johannes van Dam bij Klei terechtkwam. ‘Nooit spijt van gehad, een voorbeeldig wijnschrijver. Knap hoor, zowel die wekelijkse stukjes op postzegelformaat als de jaarlijkse overzichten.’
Elke week een lichtvoetig, leerzaam en enthousiasmerend miniverhaaltje over wijn, zo’n duizend in totaal, en altijd netjes per vier stuks ruim voor de deadline ingeleverd. Zaterdag 4 januari overleed Klei onverwacht en zonder ziekbed thuis in Amsterdam. Zijn laatste bijdrage voor EW verschijnt in het derde nummer van het jaar.
Zijn verleden
Klei was ruim veertig jaar samen met Marieke Cobelens (64). ‘Nico en ik ontmoetten elkaar tijdens onze studie in Amsterdam. Hij studeerde rechtsgeleerdheid, ik kunstgeschiedenis. We volgden beiden het vak paleografie, waar hij me meteen opviel. Nico deed heel lang over zijn studie, en verdiepte zich liever in boeken over wijn.
Hij had een groot schrijftalent, net als zijn vader Bert, die jarenlang redacteur was bij Trouw. Hij schreef ook al voor het Genootschap ter Bevordering en Verbreiding van Nutteloze Kennis. Via een vriendin van mij kwam hij terecht bij uitgever Joost Nijsen, die een auteur zocht voor een boek over wijn.’
Voor een volgend project moest hij korte stukjes schrijven over wijn, die vooraf werden beoordeeld door culinair recensent Johannes van Dam, zegt Cobelens. ‘Johannes kwam langs om zijn oordeel te geven: dit stukje een 7+, het ander een 7-. Nico zat te bibberen, maar kwam door de keuring. Niet lang daarna vroeg het AD hem om bijdragen te schrijven.’
‘Hij maakte wijn laagdrempelig zonder dat het ooit plat werd’
Klei bleef altijd in zijn ouderlijk huis in Amsterdam wonen. Zijn broer Frits ging wel het huis uit. Cobelens: ‘Zijn ouders woonden beneden, hij boven, en hij verzorgde hen. Ik ben er in 1988 ingetrokken en we hebben Bert, die ernstig ziek werd, tot zijn dood in 2008 verzorgd.’
Klei stond bekend als honkvast en enigszins mensenschuw. Cobelens: ‘Nico had geen druk sociaal leven en kende enorme heimwee, maar wist wat nodig was. In het begin van zijn carrière is hij wel overal geweest, Zuid-Afrika, Frankrijk, langs alle producenten. Dertig jaar later kon hij nog de sfeer oproepen alsof hij er gisteren was geweest.’
Bewondering
Wijnschrijver Harold Hamersma (68) bewonderde Klei vanwege zijn schrijfstijl. ‘Hij schreef op een totaal andere manier dan andere wijnschrijvers deden. We werden bevriende concurrenten, beiden met een wijngids. Ik de Wijnalmanak, hij de Supermarktwijngids. Elk jaar overhandigden wij elkaar onze boekjes, met opdracht, in ons favoriete restaurant, Le Garage van Joop Braakhekke. Toen de papieren gidsen verdwenen, begon ik een online platform. Nicolaas was niet zo van het digitale, die hield van papier en boeken.
‘Op zeker moment kreeg ik zo veel werk dat ik Nicolaas heb gevraagd om als proever voor mij te komen werken. Daar hoefde hij niet lang over na te denken. Nicolaas was wat strenger in de leer dan ik als het ging om wijn. Hij had een voorliefde voor de wijnen uit de Oude Wereld.
‘Zijn verdienste voor de wijnwereld is zonder meer dat hij voor veel mensen een hoge drempel heeft weggezaagd. Hij democratiseerde wijn, zonder dat het ooit plat werd. En hij bedacht natuurlijk de term “omfietswijn”, daar zal hij altijd om worden herinnerd.’
Veel contacten
Klei had veel contact met wijnkopers en importeurs. Met Okhuysen in Haarlem had hij een meer dan professionele band. Voor archiefonderzoek voor zijn studie moest Klei in Haarlem zijn. Maar interessanter dan het Noord-Hollands Archief vond hij de aanwezigheid van wijnhandel Okhuysen, destijds bestierd door Louis Kat.
Diens zoon Xavier Kat (54), de huidige directeur, vertelt dat Nicolaas de winkel binnenkwam, geïmponeerd door de uitzonderlijke wijnen en het deftige interieur. ‘Maar mijn vader zag het enthousiasme bij de jonge Klei en vertelde hem dat wijn niet ingewikkeld, maar vooral lekker moest zijn.’
Kenmerkend voor Klei was volgens Kat zijn nederigheid over zijn wijnkennis. ‘Hij zei weleens dat hij niet zoveel wist over wijn, maar dat was natuurlijk onzin. Hij wist echt alles. Het geeft aan dat hij zich altijd bleef verwonderen en nieuwe dingen bleef ontdekken. En hij kon dat als geen ander overbrengen op zijn lezers.’
Hij trad niet vaak op de voorgrond, maar voor het 150-jarig jubileumfeest van Okhuysen in het DeLaMar-theater in 2017 wist Kat hem het podium op te krijgen. ‘Aan een bureautje, met alleen een spot op hem gericht, hield hij voor 650 man een prachtige voordracht over literatuur en wijn.’
Wijn drinken en eten
Rond 2018 besloot hij dat het genoeg was geweest met zijn zwaarlijvigheid. Cobelens: ‘Het drinken ging altijd samen met eten, en hij werd echt te zwaar. Ik heb er nooit wat van gezegd, maar was wel blij dat hij het roer omgooide. Hij begon heel veel te wandelen, eerst op zijn brogues, later op hippe gympen. Hij ging zich ook moderner kleden, werd echt een leuke man om te zien.’
Op het oog was hij klassiek, maar hij had een progressieve geest
Erwin Walthaus (57) was sommelier bij het vermaarde restaurant Le Garage toen hij Nicolaas rond 1993 leerde kennen. ‘Bij de wijnhandel van Helmer Otterman was er elke donderdag een wijnclubje, een gevarieerd gezelschap van wijnliefhebbers, onder wie chef-kok Constant Fonk, reclameman Kees Sterrenburg, neurochirurg Gareth Davis en Nicolaas. Ik kwam door de ballotage en hoorde sindsdien ook bij WIREKUF, wat staat voor: Wijn Is Rood En Komt Uit Frankrijk. Nicolaas was authentiek. Sommige mensen meten zich een imago aan, maar hij wás wie hij was. Als wijnschrijver was hij op het oog klassiek, maar wel met een ontzettend progressieve geest.’
Zijn wijnvrienden waren zowat de enigen die Nicolaas uit zijn habitat wisten te krijgen. ‘Hij ging niet graag op reis en proeven deed hij het liefst thuis, maar als we met WIREKUF een tripje naar Parijs maakten, dan genoot hij daar echt van.’
Alcohol afgezworen
De laatste jaren kwam het wijnclubje minder frequent bijeen, onder meer omdat enkelen de alcohol afzworen. ‘Dat gold voor Nicolaas eigenlijk ook, sinds hij een paar jaar geleden gezond was gaan leven, maar we zagen elkaar nog wel nu en dan. Ik zal me hem vooral herinneren als een ontzettend aimabele man.’
Klei mailde soms wetenschappelijke artikelen naar de redactie waarin het bewijs werd geleverd dat wijn ook positieve effecten heeft op de gezondheid. Vlak voor de jaarwisseling mailde hij er nog één: verzameld onderzoek toonde aan dat alcoholgebruik onder de veertig weliswaar schadelijk is, maar dat boven die leeftijd de effecten van een glaasje op zijn tijd positief zijn.
En op een doorgestuurd bericht uit de Financial Times over de Fransen die hun eigen rode wijn niet meer blieven, reageerde hij daags voor zijn dood opgewekt: ‘Tja, dan moeten wij al die wijn maar opdrinken. Proost!’
De laatste aanrader van Nicolaas Klei
Wijlen een wijnliefhebber (toch sterfelijk, ondanks zijn geloof in ‘A bottle a day keeps the doctor away’) verdedigde met hart en ziel het appellationsysteem en het belang van terroir. Z’n wijnminnende kleindochter vond het veel te ingewikkeld: ‘Wie weet nou waar zo’n appellation ligt en welke druiven er zijn toegestaan? Buiten Europa hebben ze toch ook geen appellations?’ Waarna ze al proevend en gezellig kibbelend de verdiensten van Europa en de Nieuwe Wereld doornamen.
Opa won op het laatst, door wijnen als deze: Argentijns, maar wat staat er groot op het etiket? ‘Appellation Luján de Cuyo.’ Plus ‘White Clay’ en op het etiket de anatomie van de wijngaard in Luján de Cuyo: een meter witte klei en leem, daaronder stenen en kiezels. Druiven van dienst zijn het ongewone duo sémillon, die lekker weerbarstige bordeauxdruif, en de loiredruif chenin blanc, met z’n oneindige waaier aan geuren en smaken. ‘Een eeuw oude druivencombinatie voor het traditionele Argentijnse wit,’ vertelt het etiket. Avontuurlijk, boeiend, lekker anders, en generatieconflicten overbruggend.