Philip van Tijn is zondag 12 januari 2025 overleden. De voormalig bestuurder, journalist en EW-columnist was een man die iedereen kende, die alles las en zag en die overal iets van vond. En ook een man die zich door niets en niemand liet ontmoedigen, aldus Geerten Waling die een collega en vriend herdenkt.
Hij vertelde het vaak en zichtbaar met plezier, terwijl hij met zijn ondeugende pretogen naar je loerde van onder zijn lubberiaanse wenkbrauwen. Vanwege hun helse kinderjaren in het jappenkamp gingen Philip van Tijn en zijn oudere broer Joop altijd alles wat met Japan te maken had uit de weg. Totdat in de jaren zeventig de sushi opkwam in Nederland.
De nieuwsgierigheid won het van de afkeer, en de broertjes reserveerden toch maar een tafel bij een Amsterdams-Japans etablissement. Aan het eind van de maaltijd vroeg de ober beleefd of het de heren had gesmaakt. Het antwoord luidde unisono: ‘Prima, een stuk beter dan de vorige keer!’
Van zijn duizenden anekdotes was dit misschien wel de beste karakterschets voor Philip van Tijn, ‘Flip’ voor intimi. Die eindeloze nieuwsgierigheid, maar ook dat onverbeterlijke optimisme gecombineerd met een veellagig, vilein gevoel voor humor, dat hij van 2017 tot 2023 de vrije teugel liet in zijn scherpe columns voor EW.
Een vlucht culturele hoogvliegers
‘Cultuur en ironie’ zou een uitstekende samenvatting zijn van het lange, volle en veelzijdige leven van Van Tijn. Hij leerde het al op het Barlaeus Gymnasium in Amsterdam en zou het nooit verleren. Ironie kwam wel van pas voor een Jood die dan wel geen nazikamp, maar wel een gruwelijk jappenkamp in Indië had overleefd – en die op diezelfde traumatische plek later nog moest schuilen tegen het Indonesische geweld van de Bersiap. Zijn vader was rechter geweest in Nederlands-Indië en tot en met 2024 ging Philip van Tijn, in 1940 geboren in Batavia, steevast op 15 augustus naar de nationale Indië-herdenking in Den Haag.
‘Cultuur en ironie’ was ook het toepasselijke motto van zijn Amsterdamse dispuut Itai, waar hij eind jaren vijftig onder anderen bevriend raakte met arabist Hans Jansen (1942-2015). Toen de eens radicaal-linkse Jansen steeds kritischer werd op de islam, en zelfs Europarlementariër voor de PVV, verloor hij veel van zijn oude vrienden. Doch niet Philip van Tijn, die na het overlijden van Jansen bij de wake uitlegde ‘dat niet Hans zozeer was veranderd, maar de wereld’. Ze bleven vrienden, en tot het einde bleven zij elkaar aanspreken met hun bijnamen uit de studententijd: Van Tijn was ‘Pidde’, Jansen heette ‘Ploc’.
In die vormende jaren, op het Barlaeus en tijdens zijn opleiding politicologie in Amsterdam, ontmoette Van Tijn een vlucht culturele hoogvliegers met wie hij samen de klassieke muziek ontdekte. Gustav Mahler was zijn favoriet, direct gevolgd door de Britse componist Edward Elgar. De liefde voor muziek uitte zich, naast veelvuldig concertbezoek, in een jarenlange betrokkenheid bij het bestuur en het voortbestaan van het Concertgebouw.
Ook andere culturele uitingen volgde Van Tijn op de voet. In 1969 trad hij aan als televisierecensent bij het Algemeen Handelsblad (nu: NRC), een functie die hij daarna ook bij de Volkskrant en Het Vrije Volk zou vervullen – en die hij in intieme kring eigenlijk altijd zou blijven vervullen, want hij bleef een fervent televisiekijker. Hij schopte het tot chef van de kunstredactie bij Het Parool, tot hij in 1982 opeens de journalistiek verliet.
‘Toch in de luwte’ bij bestuur en bedrijfsleven
Van Tijn werd directeur van het kabinet van de burgemeester van Amsterdam en werd daarmee de hoogste adviseur van de hoofdstad. Eerst voor burgemeester Wim Polak, daarna voor Ed van Thijn (1934-2021), die hij al jaren kende en met wie hij altijd bevriend zou blijven.
‘Ik ben geen vergelijkingsmateriaal, maar het lijkt mij logisch: Amsterdam besturen is nu eenmaal nog moeilijker dan Nederland,’ vertrouwde hij in 1983 zijn ‘Hollands dagboek’ in NRC Handelsblad toe, in een terugblik op zijn eerste week als de ‘Van Tijn achter Van Thijn’.
Wat moest ‘een journalist in hart en nieren’ opeens als ambtenaar, hadden zijn vrienden zich wel bezorgd afgevraagd. Van Tijn gaf zelf het antwoord:
Na jaren toeschouwer geweest te zijn, kan ik nu van binnenuit zien hoe binnen een organisatie alles werkt — en niet werkt — vanaf een plek waar je alles hoort en ziet. Anoniem, briljante ideeën niet ten eigen nutte, in de branding, maar toch in de luwte, intensieve samenwerking met anderen in plaats van het cynische individualisme van de journalistiek (…). Mijn nieuwsgierigheid wordt minstens zozeer bevredigd als in de tijd dat ik journalist was.
Het pad dat Philip van Tijn hiermee insloeg, verlegde niet alleen zijn loopbaan, maar bood hem ook meer distantie van zijn oudere broer Joop (1938-1997), die naam maakte als journalist en uiteindelijk hoofdredacteur van het invloedrijke weekblad Vrij Nederland. In de journalistiek was Philip vooral ‘de broer van’. Stralen in de schaduw was hij dus wel gewend, hij genoot er ook van.
Vanuit dezelfde honger naar informatie stapte Van Tijn in de jaren negentig over van het stadhuis naar het bedrijfsleven. Bij telecomaanbieder KPN werd hij verantwoordelijk voor het sponsorbeleid. Naast zijn vriendschappen in de culturele sector, de journalistiek en het openbaar bestuur, knoopte hij nu ook innige betrekkingen aan met grote namen als KPN-topman Wim Dik (1939-2022) en econoom Nout Wellink (1943), die van 1997 tot 2011 president was van De Nederlandsche Bank.
Dankbare gast én gastheer
Philip van Tijn las alles, volgde alles en wist alles. Hij laat, behalve kinderen en kleinkinderen, een bibliotheek na van duizenden boeken, muziekalbums en ontelbare krantenknipsels, die hij bewaarde om aan te refereren als hij bezoek kreeg. Zo had hij altijd een succesvolle conversation starter – al had juist hij die nooit nodig.
Want zelden is iemand een even dankbare gast als gastheer, maar hij was het. In zijn volle huis aan de illustere Harmoniehof, vlak bij het Concertgebouw, bakte hij graag een biefstukje en zette hij wat gerookte zalm neer voor zijn gast, voor wie hij speciaal een plaatsje had gemaakt tussen de stapels paperassen.
Vrolijk trok hij dan een fles Viognier open – ‘De Franse moet je hebben, niet dat goedkope spul uit de Nieuwe Wereld’ –, spoorde zijn gast aan een sigaret op te steken ook al was hij zelf al een paar jaar gestopt, en vertelde met een mengeling van zelfbeklag en zelfspot dat zijn prachtige huis in deze deftige buurt toch maar ‘gewoon een huurwoning’ was. Op zijn hoge leeftijd had hij dus eigenlijk geen wezenlijk kapitaal opgebouwd zoals zijn rijke vrienden.
Huichelarij bij de linkse stadsadel
Een gewone huurwoning was het zeker niet. Zijn twee-onder-een-kap met ruime tuin behoort toe aan een kleine, exclusieve woningcoöperatie met monumentale middenstandswoningen in Amsterdam Oud-Zuid. Gezien het linkse karakter en het maatschappelijk prestige van veel bewoners (ook Ed van Thijn en Hans Jansen woonden er) heeft de buurt het imago gekregen van een reservaat voor de ‘linkse stadsadel‘.
Hoewel Van Tijn het PvdA-gehalte van zijn buren wat relativeerde, kwam hij wel met zijn buurtgenoten in botsing toen hij zich in de asielcrisis van 2015-2016, samen met enkele anderen in de coöperatie, keerde tegen het plan om drie asielzoekers te huisvesten. ‘Naïeve naastenliefde’, noemde hij het – tot hoon van journalisten en opinieleiders.
Terwijl het publieke oog de weigeraars, met Van Tijn voorop, zag als nep-linkse huichelaren, herkende de intimus juist het principiële karakter Van Tijn dat hem tot een dwarsligger maakte. Hij gunde iedereen het beste, maar ook liefdadigheid moest vorm krijgen volgens het recht, de regels en de redelijkheid. Daaraan concessies doen, omwille van het deugpronken voor de bühne, dát vond hij pas huichelarij.
Eenzelfde positie nam hij in toen bij de Toeslagenaffaire de publieke opinie overhelde naar de kant van de ‘slachtoffers’. Van Tijn bleef benadrukken dat er desondanks ook daders waren geweest. Fraudeurs die met de ruimhartige compensaties van een schuldbewuste overheid nu nog een keer de kassa zouden passeren. De desinteresse van journalisten in die kant van het verhaal bleef hem, de man die aan hypocrisie een broertje dood had en die zelf altijd het naadje van de kous wilde weten, mateloos opwinden.
Geerten Waling sprak met Philip van Tijn in aanloop naar de Provinciale Statenverkiezingen (3 maart 2023)
Niet hij was veranderd, maar de wereld
Zulke pogingen om de bakens van het publieke debat af en toe een zetje te geven, zijn tekenend voor iemand die meer geïnteresseerd is in invloed dan in macht. De volledige reikwijdte van zijn maatschappelijke invloed, geholpen door zijn zorgvuldig opgebouwde vriendennetwerk, zal altijd in de schaduw blijven.
Tot aan zijn dood bleef Van Tijn de man van ‘cultuur en ironie’. Hij zou hebben gegniffeld om de ironie van het feit dat voor hem steeds meer gold wat hij tien jaar geleden bij het overlijden van Hans Jansen zo mooi had gezegd: dat niet hij zozeer was veranderd, maar de wereld.
Philip van Tijn overleed zondag 12 januari onverwacht, thuis in Amsterdam. Hij werd 84 jaar.