Bij goed onderwijs word je geconfronteerd met dingen die je nog niet wist. Bijvoorbeeld dat je je eigen grenzen kunt verleggen als je maar doorzet. Dat schrijft Geerten Waling.
‘Dat hoort bij je A.O.!’ snauwde Elsbeth, mijn strenge lerares Latijn vroeger, als een leerling in de klas het had over ‘het boek Multatuli’ van de schrijver Max Havelaar. En wist je ook niet wat ‘A.O.’ betekende, dan kreeg je helemaal de wind van voren. ‘Algemene Ontwikkeling, súkkel!’ De domkop in kwestie was de rest van het lesuur persona non grata – en dat was geen fijne ervaring.
Nu, ruim twintig jaar later, zou zulke taal van een docent tegen bibberende tweedeklassers direct leiden tot klachten van boze ouders, met onmiddellijke schorsing van de leerkracht tot gevolg. Grensoverschrijdend.
Waarom leren voor die heks?
Zonde eigenlijk, want die ene lerares heeft ons in haar lessen niet alleen veel geleerd over de Latijnse taal, maar ook over wiskunde (logica), Duits (naamvallen!), de wereldliteratuur, Nederlandse grammatica en oude geschiedenis. Meer nog dan de docenten van die vakken, hoe degelijk die ook waren.
Voor Elsbeth maakte je altijd je huiswerk en in de les lette je op. Alles wat zij vertelde – en vertellen kon ze! – over Griekse mythen of het leven in een Romeins landhuis zoog je op als een spons, of het nou stof was voor het proefwerk of niet.
Vriendjes die geen les bij haar hadden, verklaarden je voor gek: waarom leer je zo hard voor die heks? Een zes is toch voldoende? Maar zij voelden niet hoe het was. Om ingewijd te worden in een wereld van kennis. Om als volwassene aangesproken te worden, om tweemaal drie kwartier aan de lippen te hangen van een vrouw die in haar verschijning akelig veel leek op Miss Trunchbull uit Matilda van Roald Dahl.
Basisvaardigheden zwaar onder de maat
Goede docenten weten dat zij er niet zijn om leuk of aardig te worden gevonden, maar om goed onderwijs te geven. En goed onderwijs is nu eenmaal grensoverschrijdend. Leren is niet altijd leuk, groeien doet pijn.
Scholieren die niet leren door te zetten en offers te brengen, van het praktijkonderwijs tot aan het vwo, blijven dom. En groeien op tot ongeïnteresseerde en daarmee oninteressante volwassenen.
Daar ligt een zware taak voor het voortgezet onderwijs, maar meer nog voor de basisscholen. Vorige week meldde de onderwijsinspectie in haar jaarlijkse Staat van het Onderwijs, dat in een steekproef onder 225 basisscholen 45 ronduit onvoldoende scoorden en nog eens 130 (de meerderheid) een ‘herstelopdracht’ kregen om het taal- en rekenonderwijs te verbeteren.
Slechts 50 scholen waren in orde. Zo’n 25.000 leerlingen gaan ‘onvoldoende gecijferd en geletterd van school’.
Eerder bleek uit het PISA-onderzoek (Programme voor International Student Assessment) dat Nederlandse scholieren in 2022 onder het internationale gemiddelde scoorden in leesvaardigheid, waar ze in 2018 nog op dat gemiddelde zaten – en in eerdere jaren ruim erboven. Een grote massa leerlingen groeit dus op met een serieuze leesbeperking.
Raadseltjes
Met rekenen is het niet beter. Ruim de helft van de scholen haalt bij het rekenonderwijs niet eens het streefniveau – en dat is nog maar een minimumvereiste.
HP/De Tijd schreef deze maand over een ‘onderwijsramp’ en interviewde de directeur van het Nederlands Mathematisch Instituut, Sezgin Cihangir. Die ziet de oorzaak van het probleem bij de ‘talige, wollige sommen’ in het onderwijs. ‘Kinderen moeten weer degelijk oefenen bij de rekenles in plaats van een lesmethode gebruiken die begint met veel plaatjes, raadseltjes en context.’
Laden…
Al vanaf €15 per maand leest u onbeperkt alle edities en artikelen van EW. Bekijk onze abonnementen.
Bent u al abonnee en hebt u al een account? log dan hier in
U bent momenteel niet ingelogd of u hebt geen geldig abonnement.
Wilt u onbeperkt alle artikelen en edities van EW blijven lezen?
Wilt u opnieuw inloggen