De Malinese minister van Buitenlandse Zaken Abdoulaye Diop ontkent dat zijn land een akkoord met de Europese Unie (EU) heeft ondertekend over de terugkeer van migranten uit zijn land. Minister Bert Koenders (PvdA) van Buitenlandse Zaken beweerde dat afgelopen zondag.
‘Wij waren verrast kennis te nemen dat er een akkoord zou zijn ondertekend,’ zegt Diop vrijdagavond in het VPRO-radioprogramma Bureau Buitenland. ‘Daar ligt een probleem, want dat is helemaal niet gebeurd. Er is wel een discussie geweest, maar we kunnen niet zeggen dat er een specifiek akkoord is ondertekend.’
Geen sprake van akkoord
Koenders zei afgelopen zondag dat hij namens de EU een akkoord met Mali had gesloten over de terugkeer van Malinese migranten. De twee ministeries lieten ook gezamenlijk een verklaring uitgaan. ‘Van de kant van de regering van Mali verwerpen wij deze verklaring volledig,’ zegt Diop. Hij vindt het ‘belangrijk’ dat Nederland het bericht corrigeert.
Een opmerkelijk verhaal. Bovendien verstuurde Diop vrijdagavond een tweet waarin hij zegt dat Nederland officieel heeft ontkend dat er sprake is geweest van een akkoord. Hij plaatste er een foto bij waarop een brief van de Nederlandse ambassade te zien is met de datum 15 december.
Daarin wordt gesproken van een ‘misverstand’ over het woord ‘akkoord’. ‘De gezamenlijke verklaring betekent beslist geen akkoord in de zin van het internationale recht,’ staat in de brief, van de ambassade namens Koenders.
Ministerie zegt dat verklaring gezamenlijk is uitgedaan
Het ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag benadrukt vrijdagavond dat Diop en Koenders in goed overleg overeenstemming hebben bereikt over een gezamenlijke verklaring tussen de EU en Mali op het gebied van migratie.
‘De verklaring is door beide ministers ondertekend en direct openbaar gemaakt in de hoofdsteden’. Het gaat over afspraken over versterkte samenwerking, bijvoorbeeld bij het bestrijden van criminele mensensmokkelnetwerken en terugkeer. De minister ‘ziet ernaar uit de gemaakte afspraken met de EU en Mali de komende tijd verder uit te werken,’ zegt het ministerie.