Na de brand in een woning in Duiven zijn vrijdag 24 januari een echtpaar en hun twintigjarige dochter dood aangetroffen. Een ‘familiedrama’, zegt de politie. Gezinsdoding komt zelden voor. Omdat de dader vaak ook zichzelf van het leven berooft, blijven er veel vragen open.
In een uitgebrand huis in het buitengebied van het Gelderse stadje Duiven lagen de lichamen van Jan Wilmink (64), Lenie Dul (58) en hun dochter Leja (20). Onderzoek wees uit dat ze al dood waren voor de brand uitbrak en dat ze waren omgekomen door geweld. Over de toedracht wil de politie niets zeggen.
Jan en Lenie kenden elkaar volgens dagblad De Gelderlander uit de in 2015 gesloten koepelgevangenis in Arnhem. Hij werkte daar tot zijn pensioen als bewaarder, zij werkte bij de Dienst Justitiële Inrichtingen in Arnhem. Dochter Leja deed de opleiding tourism manegement aan de Hogeschool Saxion in Apeldoorn. Haar leeftijd valt op: meestal gaat het bij gezinsdoding om jongere kinderen. Jan was sportschutter, maar het is niet bekend of de slachtoffers zijn doodgeschoten.
Zelfmoord
Bij gezinsdoding is de dader vrijwel altijd de man, zo blijkt uit doorlopend onderzoek van Elsevier Weekblad. In de meeste gevallen pleegt hij na de moord op zijn gezinsleden zelfmoord.
Lees dit stuk van Gerlof Leistra over de Moordlijst 2019: Waardoor daalt het aantal partnerdodingen?
In een enkel geval is de vrouw de dader. Zo sloeg in september 2008 de 63-jarige depressieve oud-stewardess Elzelien K. in hun villa in Badhoevedorp haar 61-jarige echtgenoot en 22-jarige dochter met een bijl dood. Ze deed een mislukte poging tot zelfmoord. In hoger beroep kreeg ze zeven jaar cel.
In januari 1997 wurgden de 36-jarige tandarts Roan O. en zijn 35-jarige vrouw Annelies hun drie jongste kinderen. Ze konden de eerdere dood van hun oudste zoontje niet verwerken. Ze kregen drie jaar en tbs. Jaren later pleegden beiden alsnog zelfmoord. Hij in de tbs-kliniek, zij meteen na haar ontslag.
Gezinsdoding ‘rimpeling’ in de statistieken
Gezinsdoding komt hooguit een paar keer per jaar voor. De Leidse criminoloog Marieke Liem noemt gezinsdoding dan ook ‘een rimpeling in de statistieken’.
Vorig jaar waren er twee zaken. Op 9 september schoot de van oorsprong Arubaanse politieman Wendell C. (35) in Dordrecht zijn twee dochtertjes van twaalf en acht jaar dood. Zijn 28-jarige vrouw raakte ernstig gewond en overleed in het ziekenhuis. C. pleegde zelfmoord.
Op 21 oktober vermoordde een 27-jarige verwarde man in zijn ouderlijk huis in Hengelo (Gelderland) zijn vader (62) en moeder (59) met een hamer en een zaag. Zijn zelfmoordpoging mislukte. De zaak diende dinsdagochtend pro forma bij de rechtbank in Arnhem.
Dader van een gezinsdoding is meestal gewone man
Uit onderzoek van criminoloog Liem blijkt dat de dader in het geval van een gezinsdoding meestal een ‘jan modaal’ is: iemand met een goede opleiding en werk. In vrijwel alle gevallen zag de omgeving het drama niet aankomen. Dat geldt ook voor de zaak in Duiven. Het gezin woonde sinds een jaar of vijf op het adres en gold in de buurt als sociaal. Over het motief van de moorden is niets bekend. In andere gevallen was er wel al langer sprake van problemen.
Vaak spelen schulden een rol, en het gaat nogal eens om een impulsdaad. De dader denkt volgens Liem ‘in een aantal gevallen’ dat zijn gezinsleden het zonder hem niet redden. Hij ziet het als een kwestie van ‘doden om te beschermen’.
Ook wraak is geregeld een motief. Dan verdraagt de dader het niet dat zijn partner een ander heeft en van hem wil scheiden.