Hamsteren hoort onmiskenbaar bij perioden van grote crises, zoals (dreigende) oorlog. Er is daarover dan altijd morele verontwaardiging, maar die blijkt zelden te helpen. Al was het maar omdat het niet (meer) verboden is. Of gaat dat nog veranderen, vraagt Gertjan van Schoonhoven zich af.
Hamsteren is een oorlogswoord. Als je in het krantenarchief van Delpher uitzoekt wanneer het zich precies heeft genesteld in het spraakgebruik, beland je in 1917 en 1918, de laatste jaren dus van de Eerste Wereldoorlog. Nederland deed niet aan die oorlog mee, maar voelde wel de schaarste aan levensmiddelen die hij veroorzaakte. De Nieuwe Tilburgsche Courant signaleert in 1917 drie woorden die zijn ‘geboren uit den drang der tijden’. Distributie en mobilisatie kende de lezer wel. ‘Wat is echter: hamsteren?’ vroeg de krant zich af.
Lees ook uit Elsevier Weekblad van deze week: Je knippert met je ogen en opeens is alles anders
De tweede piek beleeft het woord begin 1939, als de Tweede Wereldoorlog ook Nederland besluipt. Onder leiding van de latere, naoorlogse KVP-premier Jan de Quay verspreidt de – particuliere – Vereeniging voor Nationale Veiligheid in maart van dat jaar via kruideniers liefst één miljoen exemplaren van de brochure Hamsteren en hamsteren. Een raad aan de Nederlandsche huisvrouw. Op de voorkant een tekening van de beroemde Jo Spier, die na de oorlog furore zou maken in Elseviers Weekblad.
Het verschil tussen goed en fout hamsteren
Welke raad had De Quay dan voor de Nederlandsche huisvrouw? Dat je goed en fout hamsteren hebt. Hamsteren ‘in rustiger tijden’ is verstandig: het kan hamsteren ‘op kritieke momenten’ voorkomen en daarmee prijsopdrijving. Het land had slechte ervaringen opgedaan in het najaar van 1938, toen de Sudeten-crisis – de Duitse inval in Tsjechoslowakije – door Europa gierde. Herhaling moest worden voorkomen.
‘We leven in een benarden tijd’, schreef De Quay
Het is nog steeds een mooi document om te lezen. Het begint maar al te herkenbaar met de woorden ‘We leven in een benarden tijd’, en gaat – ook verrassend herkenbaar – verder met de vaststelling dat ‘men het inslaan van levensmiddelen niet meer kent’. Vroeger had iedere ‘huisvrouw’ een ‘goed gevulde provisiekast’, maar dat hoeft niet meer. Één telefoontje en de kruidenier komt langs. ‘Men leeft van den eenen dag in den andere.’
Lees ook de taalrubriek van René van Rijckevorsel: Indammen en mitigeren. De taal van het coronavirus
Dat is in crisistijd niet verstandig, aldus de brochure: zowel het eigen belang als het nationaal belang is gebaat bij een stevige voorraad (‘voor enkele weken’) in elk huishouden. Het voorkomt ‘het onsympathieke leegkoopen van de winkels’ en prijsopdrijving. Kortom: ‘Legt een voorraad aan!’
Laden…
Al vanaf €15 per maand leest u onbeperkt alle edities en artikelen van EW. Bekijk onze abonnementen.
Bent u al abonnee en hebt u al een account? log dan hier in
U bent momenteel niet ingelogd of u hebt geen geldig abonnement.
Wilt u onbeperkt alle artikelen en edities van EW blijven lezen?
Wilt u opnieuw inloggen