Alle 600 afleveringen van Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift online

Mooi nieuws van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Sinds vorige week staan alle vijftig jaargangen van Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift online. Dat betekent dat alle zeshonderd afleveringen vanuit huis of kantoor zijn te raadplegen.

Dit kan via de website DBNL. In deze Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren stelt de Koninklijke Bibliotheek duizenden geschriften, zeg maar de Canon van de Nederlandse literatuur en meer, online beschikbaar. Die zijn goed te doorzoeken, en liefhebbers kunnen de meeste teksten ook downloaden als e-book.

Voorloper van Elsevier Weekblad

Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift is een voorloper van Elsevier Weekblad. Het eerste nummer van dit maandblad verscheen in januari 1891. De laatste aflevering is gedateerd december 1940. De oorlog maakte publicatie van nieuwe afleveringen onmogelijk.

Na de nazibezetting keerde het blad niet terug. Elsevier Weekblad, waarvan het eerste nummer verscheen op 27 oktober 1945, kwam daarvoor in de plaats. Uitgever en redactie zagen hun weekblad nadrukkelijk als voortzetting van het maandblad, hoewel het daar in vorm als in inhoud niet erg op leek.

Maandblad van Elsevier had tweeledig doel

Het maandblad was door Uitgevers-Maatschappij Elsevier opgezet met een tweeledig doel. Enerzijds om bekendheid te geven aan de boeken die de elf jaar eerder opgerichte uitgeverij publiceerde. En anderzijds om nieuwe schrijvers die in het blad publiceerden snel te kunnen inlijven als auteur. Door het blad had uitgever Jac.G. Robbers als het ware voorkennis van nieuw talent.

Dat laatste lukte aardig, want een schrijver als Jan de Hartog debuteerde in het blad en behoorde als snel tot de stal van uitgeverij Elsevier. Het blad publiceerde ook de eerste gedichten van Gerrit Achterberg. Maar ook gevestigde namen als Louis Couperus, Johan Huizinga en Jan Romein schreven voor het maandblad. Net als de dichter Jan Campert, vader van Remco Campert, die bekend is geworden als dichter van Het lied der achttien dooden.

Werk van de stamhouder van kunstenaarsfamilie Krabbé

Het blad bood ook kansen aan jonge auteurs en kunstenaars. Zo stuurde de hoofdredactie in de jaren negentig van de negentiende eeuw de jonge schilder H.M. Krabbé, grootvader van de acteur en schilder Jeroen Krabbé, naar de Verenigde Staten om verslag te doen van de Wereldtentoonstelling in Chicago. Een bijzondere onderneming in die tijd, want vliegtuigen waren er nog niet, auto’s slechts sporadisch en de straten van Chicago (en New York) waren nog grotendeels ongeplaveid.

De 24-jarige Krabbé verzond niet alleen zijn getekende impressies naar de redactie in Amsterdam, maar schreef er ook, jong als hij was, levendige verhalen bij. Uit zijn bijdragen krijg je een goede indruk van de bootreis naar New York, hoe die stad er eind negentiende eeuw bijlag en hoe Nederlandse kunstenaars hun geld in de Verenigde Staten verdienden met het schilderen van portretten. Zijn verhalen zijn gebundeld in het boek Reuzenland, dat in 2012 verscheen. Maar zijn stukken zijn via DBNL nu ook online te lezen.

Maandblad bracht het interview als nieuw genre naar Nederland

Een andere jongeling die de ruimte kreeg en zou uitgroeien tot een vooraanstaand politiek commentator, was C.K. Elout. De twintiger beoefende een genre dat in de Nederlandse journalistiek destijds onbekend was en waarnaar met enige afschuw werd gekeken en gezien werd als iets ordinairs Amerikaans: het interview. Elout sprak met de grootheden van zijn tijd en maakte zo naam in de vaderlandse journalistiek. Een bundeling van deze vroege vraaggesprekken verscheen onder redactie van Coen Brummer in 2012 onder de titel De eerste interviews. Ook deze gesprekken zijn nu online te lezen.

Uitgever Robbers van het maandblad was een groot kunstliefhebber. In zijn huis in Den Haag hingen de schilderijen niet alleen naast elkaar, maar ook boven elkaar. Deze liefhebberij kwam ook tot uitdrukking in de boeken die hij uitgaf en uiteraard in het maandblad dat hij bestierde.

Tekeningen, illustraties en later foto’s waren belangrijk onderdeel

Verhalen en gedichten liet hij illustreren door de grote namen uit die tijd. Totdat de romanciers en dichters daartegen bezwaar begonnen te maken. Fictie moest de verbeelding prikkelen. Het was volgens hen niet de bedoeling dat de fantasie al door een tekening op een spoor werd gezet.

Bij de meer journalistieke verhalen, bijvoorbeeld over steden, landen en kunstenaars, bleef de illustratie gehandhaafd. Ook liet Robbers de redactie veel verhalen over kunst, exposities en kunstenaars schrijven. Veel werk uit de late negentiende eeuw en begin twintigste eeuw is voor het eerst gesignaleerd in Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift en dit vergroot de waarde aanzienlijk, omdat de beschrijvingen fungeren als bewijs dat het werk bij de kunstenaar hoort.

Wie meer over het maandblad wil weten, kan terecht in het gelijknamige boek Elsevier’s Maandschrift uit 2016, dat door DBNL ook online is gezet. De originelen van het blad zijn vooralsnog ook te raadplegen via het digitale archief van Elsevier Weekblad.