Een wolfwerend hek? Dat vinden ze in Friesland zo gek nog niet

De bouw van het wolfwerende hek is begonnen. Foto: ANP

Op de grens tussen Friesland en Drenthe wordt een wolvenhek gebouwd. Oud-commissaris van de Koningin van Friesland, Hans Wiegel, sloeg de eerste paal. Stichting Wolvenhek Fryslân, die een crowdfundingsactie organiseerde voor het hek, heeft hoge verwachtingen. Maar critici zijn fel gekant tegen het in hun ogen ‘zinloze’ en zelfs ‘verboden’ hekwerk.

1.  Waarom wordt er een wolvenhek gebouwd?

Het hek dat nu wordt gebouwd, is een proef om te kijken in hoeverre een groter hek – dat de volledige provinciegrens zou bestrijken – functioneel is om de wolf te weren uit het Friese weidegebied. De stichting die verantwoordelijk is voor de bouw maakt zich grote zorgen over de komst van de wolf. Vanuit Duitsland zijn  enkele jaren geleden de eerste wolven in Nederland gearriveerd. Op de Veluwe is sinds 2018 een roedel gevestigd, die in 2019 en 2020 pups kreeg. Daarnaast zijn er nog vier territoria met één wolf.

Uit onderzoek van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit blijkt dat 57 procent van de Nederlanders vindt dat de wolf welkom is in Nederland.  Van deze groep vindt 53 procent de wolf een verrijking voor de Nederlandse natuur. Het mythische dier was meer dan een eeuw niet meer in Nederland gesignaleerd, maar mede door de juridische bescherming van de wolf, lijkt de opmars niet meer te stuiten.

Toch is er ook een groep mensen die niks ziet in de terugkeer van de wolf.  Stichting Wolvenhek Fryslân is een organisatie die de komst van het dier in haar provincie wil verhinderen. Zij ziet de wolf ook als een mooi dier dat welkom is in natuurgebieden, maar als jager schaduwzijden kent voor het Friese weidegebied. Vooral voor de schapenpopulatie in de provincie.

Als er geen adequate maatregelen worden genomen, dan zouden schapen in de toekomst veroordeeld zijn tot een leven op stal. Dit zou volgens de stichting een ondergraving zijn van het verdienmodel van boeren. Ook zou het voor de dijken slecht zijn: grazende schapen zijn belangrijk voor het onderhoud daarvan.

Of het weidegebied in Friesland zich leent voor de vestiging van de wolf, is volgens deskundigen zeer de vraag. Wel is in onder meer Duitsland gebleken dat wolven met verschillende soorten landschap uit de voeten kunnen. Belangrijkste voorwaarde voor de wolf is de aanwezigheid van voldoende prooidieren en rustgebieden.

Tegelijkertijd groeit de wolvenpopulatie. In 2018 was er nog slechts één wolf in Nederland en in 2020 waren het er al twaalf. Het ligt daarom voor de hand dat in toenemende mate jonge, zwervende wolven het Friese weidegebied zullen betreden, met alle mogelijke gevolgen van dien.

2. Hoe ziet het hek eruit?

Het hek dat in Friesland wordt gebouwd, is geïnspireerd op een hek in Denemarken dat ligt op de grens met Duitsland, en bedoeld was om wilde zwijnen tegen te houden. Stichting Wolvenhek Fryslân maakt naar eigen zeggen gebruik van een ruim palet aan mogelijkheden om de wolf te weren. Centraal daarbij staat het gezichtspunt van de wolf, en niet dat van de mens.

De wolf is geen klimmer, maar wél een graver. Het hek gaat daarom deels ondergronds en blijft bovengronds circa 1.50 meter. Daarnaast wordt er bovenin een stroomdaad bevestigd die wolven een schok geeft. Hij zal immers met zijn achterpoten op de grond blijven als hij over het hek probeert te gaan. Ook onderzoekt de stichting andere middelen. Zo zouden ultrasone geluiden en de geur van mensenharen kunnen worden ingezet om voor extra afschrikking te zorgen.

In elk geval zullen wildcamera’s het gedrag van wolven rondom het hek monitoren, en ook registreren hoe andere dieren met het hek omgaan. De bedoeling is dat reeën en herten over het hek kunnen springen, en dat kleinere dieren zoals vossen en dassen door de kleine openingen in het hek gaan.

Voorstanders van het hek zien geen andere oplossing. Flexibele netten bij particuliere gronden zouden te arbeidsintensief zijn, en een gevaar opleveren voor reeën die erin verstrikt raken. In kuddebewakingshonden wordt ook geen oplossing gezien omdat zij door voorbijgangers als intimiderend kunnen worden ervaren en ook veel aandacht vergen en kosten met zich brengen.

Toch lijken economische redenen niet het belangrijkst voor de schapenhouders. De bereidheid om hun vak uit te oefenen valt weg door het vele extra werk dat zij moeten gaan verrichten. In die zin kunnen subsidieregelingen niet alles ondervangen. Het plezier en de voldoening van het werk, dat doorgaans ook als hobby wordt uitgeoefend, gaan verloren.

Een ander argument dat de voorstanders van het hek aandragen is, dat het afschermen van de provinciegrenzen ook veel efficiënter is dan het afbakenen van lokale percelen.

Er is twijfel of het hek conform de wet is, maar de stichting stelt op basis van eigen juridisch onderzoek dat het hek valt binnen de toegestane norm van het weren van wolven. Maar er zijn ook wetenschappers die stellen dat een grootschalig hekwerk geen ‘weren’ is maar ‘verstoren’’, en dat is verboden.

3. Wat vinden critici van het hek?

Eén van de critici van het wolvenhek is Martin Drenthen, universitair hoofddocent milieufilosofie aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. De pointe van zijn betoog is dat het een illusie is te denken dat wolfvrije zones mogelijk zijn. Wolven zijn hoog intelligente en inventieve dieren die in staat zijn grote afstanden af te leggen, en niet uitsluitend in een bepaald natuurgebied blijven of zich laten tegenhouden door een hek.

In plaats van weren stelt Drenthen dat de mens het gedrag van de wolf zou moeten proberen te beïnvloeden. Een hek zou daarbij functioneel kunnen zijn mits het goed wordt gebruikt.

Elektrische afrastering rondom lokale percelen kan namelijk dienen als middel om de wolf iets te leren. Doordat hij een elektrische schok op zijn neus krijgt, zou de wolf leren dat schapen geen aantrekkelijk prooi zijn. De neus is het meest gevoelige lichaamsdeel van de wolf.

Overheidsorganisatie BIJ12 stelt in dat kader ook dat een elektrische schok een ervaring is die de wolf niet snel zal vergeten. Behoudens ‘probleemwolven’ zal een wolf na zo’n gebeurtenis normaliter zijn gedrag aanpassen. Voorwaarde voor deze vorm van conditionering is wel dat het consequent en overal gebeurt.

Een provinciehek met stroomdraad zou daarentegen voor de wolf een minder duidelijk signaal geven. Het hek wordt dan eerder een hindernis zoals een rivier. Als de wolf een schok krijgt wanneer hij toch over het hek probeert te klimmen, is er geen enkel verband met schapen. Daardoor is er geen sprake van bijsturing van gedrag.

Drenthen vindt verder dat een provinciehek tegen wolven getuigt van antropocentrisch denken.  Een visie dus waarin de mens centraal staat, en die een strikt onderscheid veronderstelt tussen mens en natuur, en tussen cultuurlandschap en natuurgebied.

Hierbij zou het cultuurlandschap het exclusieve domein zijn van de mens, en natuur het gebied waar dieren ongestoord hun gang mogen gaan. Vanuit deze visie wordt een wolf in een cultuurlandschap al gauw gezien als een indringer, en om die reden moeten worden bestreden of geweerd.

Drenthen wijst erop dat wolven sinds mensenheugenis in cultuurlandschappen leefden en feitelijk dus met mensen het landschap deelden. En mensen hebben in verschillende culturen ook allerlei manieren ontwikkeld om met die roofdieren samen te leven. De dualistische claim dat er een strikte scheiding moet bestaan tussen natuur en cultuur doet daarom simpelweg geen recht aan de werkelijkheid, aldus Drenthen.

Het perspectief dat Drenthen bepleit, gaat uit van de erkenning dat mensen en wilde dieren in hetzelfde landschap leven, en dat andere soorten ook een legitieme claim op de ruimte hebben. Deze manier van kijken, die het antropocentrisme afwijst en andere soorten ruimte wil geven, groeit in populariteit, zegt Drenthen. Wanneer je eenmaal accepteert dat mensen en dieren in hetzelfde landschap leven, impliceert dit dat mensen veel pragmatischer zouden moeten kijken naar hoe zij conflicten met andere soorten kunnen oplossen.

Drenthen wijst erop dat de mens, door de manier waarop hij het landschap gebruikt, allerlei signalen uitzendt die door dieren worden geïnterpreteerd, meestal zonder dat mensen zich daarvan bewust zijn. Door welbewust duidelijke signalen af te geven aan de wolf, zouden veel conflicten kunnen worden vermeden. Zoals mountainbikers en wandelaars hetzelfde landschap delen, maar toch niet met elkaar in conflict komen doordat ze langs verschillende routes worden geleid.

4.  Wat het ‘wolvendebat’ laat zien

In het debat over de terugkeer van de wolf blijkt dat voor- en tegenstanders wijzen op de functie die hekken zouden kunnen hebben voor het leren omgaan met de wolf. Alleen wordt fundamenteel verschillend gedacht over de functie en het doel van zo’n hek.

Het debat laat ook zien dat het een fundamenteel vraagstuk is, waarin twee manieren van denken op elkaar botsen. Aan de ene kant het dualistische denken dat ervan uitgaat dat wilde dieren niet in cultuurland horen, aan de andere kant het niet-dualistische denken waarin de mens en wilde dieren een gebied delen op basis van duidelijke ‘communicatie’.  Dat er een spanningsveld is tussen die twee is niet verwonderlijk in een dichtbevolkt land met veel landbouw.