Bauke Geersing: Stop met geschiedvervalsing over slavernij en dekolonisatie

Militairen van het korps speciale troepen van het knil in Nederlands-Indië. Foto: Collectie fotoafdrukken Koninklijke Landmacht

In een ingezonden opinie ontwaart Bauke Geersing een aantal subtiele maar belangrijke nuances die volgens hem ontbreken in recente publicaties over de dekolonisatie van Nederlands-Indië en wat in de jaren voorafgaand daaraan gebeurde. De geschiedschrijving moet recht blijven doen aan de tijd en omstandigheden van het gebeurde.

Recent ontzenuwde Piet Emmer in Wynia’s Week, d.d. 22 juli 2023, de politiek-correcte mythe dat westerse handelaren in Afrika slaven hadden ontvreemd. De Nederlandse historicus Ulbe Bosma, onderzoeker van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) te Amsterdam, legitimeerde deze aperte leugen zelfs ‘wetenschappelijk’ door die slavenhandel als ‘kidnappen’ te kwalificeren. Mark Rutte leek geloof te hechten aan deze mythe, in zijn excuustoespraak zei hij dat Nederlanders de slaven in Afrika hebben ‘geroofd’. Emmer maakt duidelijk dat van dat roven of kidnappen geen sprake was, Europeanen waren steeds afhankelijk van de medewerking van de Afrikanen.

Niet alleen op het terrein van de slavenhandel, ook als het gaat om ons koloniale verleden is sprake van mythes die door Nederlandse historici ‘wetenschappelijk’ worden gelegitimeerd.

In NRC d.d. 29 juni 2023 staat een interview met historicus Gert Oostindie naar aanleiding van zijn boek, Rekenschap. Het koloniale verleden van Nederland, excuses en herstel (2023). Hij zegt daarin dat er nu veel historisch onderzoek wordt gedaan dat is gekleurd door hoe er heden ten dage wordt gedacht over het verleden. Oostindie vindt dat het bij dat onderzoek moet gaan om het reconstrueren hoe er in het verleden eigenlijk werd gedacht en gehandeld. ‘Verhalen zonder fundament, waarover ik in een archief niks kan vinden, daar kan ik niks mee’, zegt hij.

Nederland gedroeg zich in aanloop naar dekolonisatie niet als koloniale bezetter

Oostindie vormde samen met  Frank van Vree (NIOD) en Ben Schoenmaker (NIMH) de leiding van het dekolonisatieonderzoek, dat op 19 februari 2022 de conclusies ervan naar buiten bracht. Dit onderzoek is gebaseerd op de hedendaagse politieke opvatting van het antikolonialisme, dat door de proclamatie van 17 augustus 1945 van Soekarno & Hatta vanaf dat moment sprake was van de onafhankelijke Republiek Indonesië en dat Nederland zich heeft opgesteld als een koloniale bezetter.

Als dat verleden wordt gereconstrueerd, blijkt echter, dat de proclamatie van 17 augustus 1945 een daad van verzet was tegen de besluitvorming van de Geallieerden in juli/augustus 1945. Door die proclamatie ontstond geen onafhankelijke Republiek Indonesië. Daarvan wel uitgaan, is een mythe.  Het standpunt dat Nederland zich als een koloniale bezetter heeft gedragen, is evenzeer een mythe. Pas vanaf maart 1946 kwamen Nederlandse militairen gaandeweg aan in Nederlands-Indië om te zorgen voor orde, rust, herstel van het normale economische leven, om voorwaarden te bevorderen voor het tot stand brengen van een dekolonisatieakkoord. Vanaf de proclamatie op 17 augustus 1945, na de komst van de Britse militairen na verloop van zes weken, ontstond een extreem gewelddadige situatie, met terreur, moordaanslagen, genocidaal geweld, onderdrukking van de bevolking, waaraan het hoofd moest worden geboden. De Britten waren daar eerder niet in geslaagd. Na hun vertrek in maart 1946, moesten de Nederlandse militairen dat voor hun rekening nemen. Dit optreden als het gedrag van een koloniale bezetter typeren, is een mythe.

In de onderzoekresultaten staan meer mythes. Zo wordt gewerkt met zogenoemde iconische voorbeelden van excessief geweld die moeten onderbouwen dat de Nederlandse militairen structureel excessief geweld pleegden tijdens de dekolonisatieperiode. Drie voorbeelden.

Er was enkel sprake van reguliere militaire actie

De militaire confrontatie op 15 april 1946 bij Pesing is in dit onderzoek geframed als het voorbeeld van oorlogsmisdaden aan Nederlandse zijde. Het onderzoek wijst instemmend naar een publicatie van historicus Peter Romijn die beweerde dat die misdaden waren begaan.  Zijn publicatie kreeg de sprekende titel Learning On The Job (2012). Alsof de Nederlandse militairen dergelijke misdaden al doende leerden in de slag bij Pesing. Uit recent historisch onderzoek blijkt dat deze voorstelling van zaken feitelijk onjuist is. Er was sprake van een reguliere militaire actie van Nederlandse kant, binnen de ‘Rules of engagement’ noodzakelijk om een eind te maken aan de voortdurende hit and run-acties van radicale Javaanse revolutionairen die daarbij extreem geweld niet schuwden. Van Javaanse nationalistische kant was, nadat de confrontatie met de Nederlandse militairen was verloren, sprake van terreur en moord op de Chinese bevolking van het nabijgelegen dorp Tangerang. Een pure wraak- en vergeldingsactie.

Het optreden van Westerling op Zuid-Celebes (december 1946-maart 1947) zou ook zo’n iconisch voorbeeld van excessief geweld zijn geweest. Uit recent wetenschappelijk onderzoek blijkt dat die voorstelling  een mythe is. Westerling trad daar in opdracht van de legerleiding op, in het kader van een door de regionale commandant, kolonel De Vries, geautoriseerd actieplan. Hij was bevoegd standrecht toe te passen, kreeg steun van de bevolking, trad volgens de onderzoekers Van Rij/Stam (1954) beheerst en gedisciplineerd op. Zij kwalificeerden de methode-Westerling als een plechtige methode die diepe indruk maakte op de lokale bevolking. Het onderzoeksrapport van de Commissie-Enthoven (1948) kwalificeerde het optreden van Westerling als een geboden actie om aan de terreur een eind te maken. De procureur-generaal Felderhof kwalificeerde het optreden van Westerling als een noodzakelijke militaire actie gegrond in het noodrecht.

Het Nederlands militaire optreden bij Rawagedeh, december 1947, zou een derde iconisch voorbeeld zijn van excessief geweld van Nederlandse militairen. Uit recent historisch onderzoek blijkt echter dat ook in dit geval daarvan geen sprake was. De Nederlandse militairen traden daar op tegen terreur, extreem geweld, onderdrukking van en misdaden tegen de lokale bevolking door verscheidene misdadige gewapende groepen Javaanse strijders. Ook die Nederlandse actie was succesvol en onder de omstandigheden geboden.

Activistische geschiedschrijving dekolonisatie doet geen recht aan mensen

De constante factor is dat de Indonesische nationalisten door propaganda dit verlies poogden om te zetten in winst, door de Nederlandse militairen valselijk te beschuldigen van militaire misdrijven en oorlogsmisdaden. Nico Palar, voormalig Tweede Kamerlid van de PvdA en vertegenwoordiger van de nationalisten, beweerde in de Veiligheidsraad van de VN zelfs dat Westerling verantwoordelijk was voor ten minste de dood van 30.000 onschuldige burgers. Er werd zelfs een fake rapport overgelegd dat dit zou aantonen. Een aperte leugen.

Deze toonzetting van de nationalistische propaganda van de groep Soekarno & Hatta vinden we terug in de ‘activistische’ geschiedschrijving van diverse participerende wetenschappers van het dekolonisatieonderzoek Nederlands- Indië 1945-1950.

Het creëren van mythes en die als historische werkelijkheid presenteren, is het vervalsen van geschiedenis. Dat is niet het reconstrueren van hoe er in het verleden eigenlijk werd gedacht en gehandeld.

Wat beweegt historici om dergelijke mythes te creëren en aperte leugens te debiteren? Wat kan de reden zijn om wetenschappelijk onderzoek dat deze mythes doorprikt stelselmatig te negeren, in een kwaad daglicht te plaatsen, onjuist weer te geven?

Opmerkelijk is dat Oostindie in zijn NRC-interview d.d. 29 juni 2023 aangeeft dat historici het verleden moeten reconstrueren in de historische context, maar als onderdeel van de leiding van het dekolonisatieonderzoek is hij jarenlang bezig geweest met onderzoek dat sterk gekleurd is door hoe er heden ten dage wordt gedacht over het verleden. Dat is een diametraal ander standpunt over hetzelfde onderwerp.

Dat normatieve, activistische standpunt uit hij ook in zijn Cleveringa-oratie d.d. 24 november 2022. Daarin beweert hij dat op 17 augustus 1945 de Republiek Indonesië bestond, dat het optreden van de Nederlandse militairen dat van een bezetter was, dat Cleveringa, die dat standpunt niet innam, daardoor de legitimiteit en de kracht van het Indonesisch nationalisme miskende en zich volgens Oostindie in het uiterst conservatieve kamp opstelde. Terwijl de historische werkelijkheid is dat er op 17 augustus 1945 niet zo’n Republiek bestond en Nederlandse militairen bezig waren de rust, orde en het normale economische leven te herstellen, hetgeen legitiem was.

Zo wordt Cleveringa door Oostindie tijdens de Cleveringa-oratie geofferd op het altaar van de activistische geschiedschrijving, terwijl Cleveringa een voor die tijd alleszins redelijk standpunt innam.

Hypocrisie over dekolonisatie heeft iets van 1984

Deze tegenstrijdige gedachtegang werd destijds door Orwell beschreven in zijn dystopische roman 1984. Hij noemt dat ‘Dubbeldenk’. Dat is het vermogen om er in de geest tegelijkertijd twee tegenstrijdige overtuigingen op na te houden en ze allebei te aanvaarden. Volgens Orwell gaat dat als volgt in zijn werk. ‘Opzettelijk leugens vertellen, terwijl men er oprecht in gelooft, elk feit dat hinderlijk is geworden vergeten, om het vervolgens, als het weer nodig is, uit de vergetelheid terug te roepen zolang dat nodig is, het bestaan van een objectieve werkelijkheid ontkennen en steeds rekening houden met de werkelijkheid die men ontkent, dat alles is een eerste vereiste.’ (p.208)

Kort samengevat gaat geschiedvervalsing volgens Orwell als volgt: ‘Het verleden was uitgewist, het uitwissen was vergeten, de leugen werd waarheid.’(p.76)

Het dekolonisatieonderzoek Nederlands-Indië 1945-1950  o.l.v. NIOD, KITLV en NIMH confronteerde Nederland met geschiedvervalsing. In het boek Het pijnlijke afscheid van de Indische Archipel. Trauma. Discussie. Eerherstel is dat beschreven.

Nigeriaanse filosoof heeft het wel begrepen

Ook gloort er hoop op verbetering uit onverwachte hoek van de Nigeriaanse filosoof Olúfémi Táiwò, docent Afrikaanse politieke filosofie aan Cornell University. In zijn recent verschenen boek, Tegen dekolonisatie. Een pleidooi voor Afrika’s eigen competentie (2023), spreekt hij zich onder meer uit tegen de doorwerkingsmythe, zoals die wordt beschreven door Gloria Wekker, dat witte mannen een cultureel archief met zich mee zouden dragen vol halfbakken waarheden en vooroordelen die tot miskenning zouden leiden. Hij vindt een dergelijke opvatting een nutteloos verklaringsmodel voor de huidige situatie en historisch onhoudbaar.

In zijn opvatting is geen plaats voor het schuld-en-schande-denken, dat zo bepalend is bij de activistische historici van het dekolonisatieonderzoek. Hij benadrukt het belang van de filosofie/wetenschap, de waarde van de moderniteit en de eigen kracht en mogelijkheden van landen die vroeger koloniën waren. Zo verwerpt hij het dader-slachtofferdenken dat aan de basis ligt van het dekolonisatieonderzoek. Hij vindt het onduidelijk of het dekolonisatieconcept, dat er vanuit gaat dat alles (volgens Sylvana Simons zelfs de wiskunde) moet worden gedekoloniseerd, dat wil zeggen ontdaan van de doorwerking van het kolonialisme, bijdraagt aan opheldering. Door de aandacht af te leiden van het engagement met de moderniteit en de actuele mogelijkheden tot verbetering, richt dit dekolonisatiediscours volgens hem tastbare en langdurige schade aan.

Zo houdt een Afrikaans filosoof/wetenschapper ons een spiegel voor, roept hij op te stoppen met dat schadelijke dader-slachtoffer-denken, de verlammende doorwerkingsmythe, en ons te richten op de toekomst en daarvoor te putten uit de mogelijkheden die onze moderniteit biedt.

Daarom, stop met politiek-correcte mythes, geschiedvervalsing en het dekoloniseringdenken waarbij de emotie heerst en die leidt tot wetenschappelijke en technologische regressie.