Hoe kwam Putters op ‘programkabinet’? Een duik in de parlementaire geschiedenis

Informateur Kim Putters presenteert zijn eindverslag. Foto: Robin van Lonkhuijsen/ANP

Nederland moet een nieuw ‘programkabinet’ krijgen om tot vruchtbare samenwerking te komen tussen PVV, VVD, NSC en BBB. Hiermee leent informateur Kim Putter een historische term.

Het parlement kent een rijke geschiedenis, met een kleurrijk taalgebruik. Zo is ‘programkabinet’ geen bedenksel van Putters. De term komt voor in parlementaire verslagen van vele decennia geleden.

Zo kende Nederland in 1939 een zelfverklaard programkabinet. Dat werd allerminst een succes.

Colijn V ruimt het veld

Op 25 juli 1939 beëdigt koningin Wilhelmina de ministers in het kabinet-Colijn V beëdigd, met protestants-christelijke politici en partijloze liberalen. Op 26 en 27 juli vergadert de Tweede Kamer over de aanstelling van het nieuwe kabinet, dat premier Hendrik Colijn een programkabinet noemt.

Colijn, legt hij uit, ‘heeft eenvoudig een program opgesteld en dat program aan de uitgenodigde personen voorgelegd, die het met een zeer geringe verandering hebben aanvaard. Over dat program zijn zij het eens, en daarom meen ik te mogen zeggen dat het kabinet een programkabinet is.’

De Kamer pruimt het niet dat Colijn eigenhandig een kabinet formeerde, zonder medeweten van de Tweede Kamer. Slechts 29 van de toen nog 100 Kamerzetels verlenen hun steun aan het kabinet, een ruime meerderheid staat achter een motie van wantrouwen van fractievoorzitter Laurent Deckers van de Roomsch-Katholieke Staatspartij. Het kabinet valt na twee dagen.

Verwarring bij liberaal Rink

De term die Colijn hanteert, wordt voor het eerst in 1930 gebruikt. Liberaal Pieter Rink noemt het programkabinet in een Kamerdebat.

Ook dan al heerst in de Tweede Kamer verwarring over de term ‘extraparlementair kabinet’. Zo vraagt Rink zich af tijdens de algemene beschouwingen dat jaar: ‘Indien door het hoofd van het kabinet, door het kabinet zelf en door verschillende sprekers het woord “extraparlementair” wordt uitgesproken, is dat dan niet een verzamelwoord?’

Volgens Rink vallen onder de noemer ‘extraparlementair’ diverse type kabinetten, zoals het ‘zakenkabinet, programkabinet, nationaal kabinet’.

Ook Drees gebruikt het woord

Het woord ‘programkabinet’ is in 1933 nogmaals in de Kamer te horen. Colijn gebruikt het dan in een discussie over de verscheidene kabinetsvormen die Nederland kent.

Na de oorlog valt het woord er nog enkele keren. Rondom de eerste rooms-rode kabinetten van Willem Drees (PvdA) hangt de zweem van een programkabinet. Drees zegt in 1948 in het debat over de Regeringsverklaring van het kabinet-Drees-Van Schaik dat voor dit kabinet ‘de naam “program-kabinet” zou kunnen worden gebezigd’, maar dat dit ‘ook aan de geschiedschrijver zou kunnen worden overgelaten’.

Vaagheid definitie biedt kansen

Zo blijft de definitie van ‘programkabinet’ vaag. Misschien is dat wel waarom Putters voor deze term koos. In zijn eindverslag definieert hij deze als volgt: ‘Het programkabinet steunt op een hoofdlijnenakkoord met kaders (waaronder een financieel kader) en concrete doelen met betrekking tot bepaalde onderwerpen.’

Daarbij wordt een mix van bewindspersonen ‘van binnen van buiten de politiek’ gezocht, die ‘in zijn geheel recht doet aan de verkiezingsuitslag en het belang van een brede maatschappelijke verankering, waarbij de politiek leiders van de vier fracties leden van de Tweede Kamer blijven’.

Putters laat ongewis wie premier moet worden van het kabinet. Vaststaat dat een programkabinet met steun van PVV, VVD, NSC en BBB meer medewerking zal genieten dan het snel geëindigde experiment Colijn.