Het vieren van de verjaardag van de Koning is beregezellig, maar doet geen recht aan het oude republikeinse karakter van Nederland.
De verjaardag van het staatshoofd als nationale feestdag? In landen als Noord-Korea en Turkmenistan is het gebruikelijk, maar in de democratische wereld klinkt zoiets eigenlijk absurd.
Immers, een samenleving met zelfbestuur door gelijkwaardige burgers verdraagt geen troon. De plek van de macht blijft vacant, in de woorden van de Franse filosoof Claude Lefort (1924-2010). Het staatshoofd is net als andere bestuurders een dienaar, een passant. Niet een vaderfiguur die op zijn geboortedag door onderdanen slaafs wordt geëerd met een volksfeest.
Koninginnedag op de schop
In 2013 voelde Willem-Alexander dat nog haarfijn aan, toen hij bij zijn inhuldiging een deemoedige toespraak hield: ‘De koning bekleedt zijn ambt ten dienste van de gemeenschap. Dat diepgewortelde besef werd al in 1581 door de Staten-Generaal vastgelegd in het Plakkaat van Verlatinghe, de geboorteakte van wat later Nederland is geworden.’
Maar dezelfde Willem-Alexander waagde het al in zijn eerste jaar om Koninginnedag op de schop te nemen. Was zijn moeder, koningin Beatrix, in 1980 nog zo verstandig de verjaardag van de geliefde Juliana te handhaven als nationale feestdag – de jonge Koning haalde het feest drie dagen naar voren. Naar zijn eigen verjaardag, 27 april.
De Oranjemonarchie maakt zich niet geliefder door, zoals wel vaker in de geschiedenis, het eigen ego centraal te stellen. Het gros van de Nederlanders vindt het allemaal wel mooi, wat paleizen en koetsen, wat pracht en praal – en natuurlijk de folkloristische spelletjes, de goedkope rommel op een vrijmarkt en een overdaad aan bier en oranjebitter.
Lekker zo houden, zolang de dragers van het feest maar niet te veel spatjes krijgen.
Het gewone volk
Dat is wellicht een ondankbare positie voor de erfvorsten en hun naaste familie, maar zij hebben geen keus. Ja, ze kunnen hun kroon aan de wilgen hangen en kiezen voor het leven van gewoon burger.
Maar dat strookt niet met het plichtsbesef waarmee zij als prinsjes en prinsesjes zijn opgevoed, niet met het vorstelijke zelfbeeld dat de Oranjetelgen aanleren en zeker niet met de luxe levensstijl waaraan ze gewend zijn geraakt.
De meest invloedrijke denker over de moderne monarchie is de Britse journalist Walter Bagehot (1826-1877). Deze roemruchte hoofdredacteur van The Economist schreef in De magie van de monarchie (heruitgegeven door EW in 2013) over Engeland als een republiek in vermomming.
Niet zo vreemd: sinds de invasie van stadhouder Willem III in 1688 delen de Britse koningen hun macht met het parlement in Westminster, dat in de negentiende eeuw door kiesrechthervormingen ook echt democratische legitimiteit verwierf.
Bij die moderne, verlichte staatsvorm past moeilijk een koningshuis met erfopvolging en andere oude tradities. Toch dacht Bagehot dat voor het gewone volk een monarchie beter viel te begrijpen.
Dat klinkt behoorlijk neerbuigend, maar hij had gelijk dat het koningschap een helder symbool is van nationale eenheid en staatsmacht ineen. En dat alles zo herkenbaar uitgebeeld door één man of vrouw op de troon en een gezin in een paleis. De televisiesoap avant la lettre.
Maar ook al vierden de Britten aanvankelijk de verjaardag van de immens populaire vorstin Victoria op 24 mei (Empire Day), al een halve eeuw geleden is die nationale viering vervangen door een feest voor het Gemenebest der Naties (Commonwealth Day) in maart, om de nieuwe vorm van het oude empire te eren.
Onwennigheid en ongemak
De royalty van Buckingham Palace zit niet in volksfeesten, maar in de waardigheid van rituelen en tradities en in standvastigheid in woelige tijden – in de wereld of in eigen kring. Overigens hebben ook de Scandinavische monarchieën veelal gekozen voor nationale feestdagen rondom de vlag, de onafhankelijkheid of de democratie (Grondwet).
De monarchie zelf vier je niet, die is er gewoon.
Die andere monarchieën zijn wel beter in pomp and circumstance: indrukwekkende ceremonies met toeters en bellen. Daar heeft Nederland moeite mee. De Oranjes hebben, ondanks hun verleden en hun fortuin, doorgaans een nuchter zelfbeeld – en ook de bevolking weet formaliteiten, mores en codes zelden te waarderen.
Kijk maar naar bruiloften en uitvaarten: tenzij die van haver tot gort zijn geregisseerd, voelen we al snel onwennigheid en ongemak, en vluchten we in clichés, lacherigheid en andere platheden.
Dat probleem doet zich ook voor met de organisatie van Prinsjesdag. De afgelopen jaren staan er steeds minder mensen langs de route, de opgetuigde tribunes blijven nagenoeg leeg, terwijl er wel demonstranten zijn die nare dingen schreeuwen naar de glazen koets.
De organisatie wil nu het evenement breder aantrekkelijk maken met foodtrucks en een concert van een populaire artiest. Maar Prinsjesdag is geen Pasar Malam.
Nóg een braderie raakt niet aan de diepere betekenis van de derde dinsdag in september, als de regering bij monde van de Koning de balans opmaakt en de begroting naar de Tweede Kamer brengt ter opening van het parlementaire jaar.
Of anders gezegd: de tanende populariteit van deze jaarlijkse parade kan niet worden hersteld door Prinsjesdag te festivalliseren.
Republiek met oranje feestmuts
Daarentegen zou het wel passen bij de parlementaire democratie – die Willem-Alexander zo graag wilde dienen – als op Prinsjesdag niet de monarchie, maar het parlement centraal staat. Zeg niet ‘Leve de Koning, hoera, hoera, hoera’ in de Ridderzaal, maar ‘Leve de democratie’!
Terug naar Koningsdag. Die zal, ondanks de wat kinderachtige aanleiding, heus nog even populair zijn. Het koningshuis weet hoe je dat feestje organiseert, of laat organiseren – en Nederlanders smullen ervan. Maar de magie van de monarchie van Bagehot indachtig, evenals de toenemende segregatie en chagrijn in de samenleving, is er wel een verdieping nodig.
Een simpele aanpassing zou het koningschap toekomstbestendiger maken: verander Koningsdag in Oranjedag, op 24 april. Dat is de verjaardag van Willem van Oranje (1533-1584), die de principiële strijd leidde tegen de Spaanse tirannie en die we kennen als oervader van de oude Republiek én als stamhoofd van de koninklijke familie.
Want uiteindelijk blijft Nederland een republiek met een oranje feestmuts.