Dat het beoogde kabinet van PVV, VVD, NSC en BBB de boel op z’n kop zet, blijkt ook uit politiek-taalkundige kwesties. Is dat kabinet nou ‘centrum-rechts’ of ‘rechts’, en de PVV nou ‘extreem’, ‘radicaal’ of ‘populistisch’ rechts?
Het beoogde kabinet van PVV, VVD, NSC en BBB zoekt niet alleen nog steeds een premier, een onomstreden politiek etiket heeft het ook nog niet. Tekenend in dit verband was vorige week, na de presentatie van het ‘hoofdlijnenakkoord’ in Den Haag, het momentje voor de camera tussen een journalist en Dilan Yesilgöz. De journalist had het tegen de VVD-leider over een ‘rechts’ kabinet; waarop Yesilgöz onmiddellijk corrigeerde: ‘centrum-rechts’.
Afgaand op de eerste indrukken in de media, voert Yesilgöz een achterhoedegevecht. ‘Centrum-rechts’ gaat ‘m niet worden: de meeste media kiezen voor het predikaat ‘rechts’. Dat is van meet af aan zo geweest.
Al snel na de verkiezingen, aan het begin van de formatie, hadden ‘verkenner’ Ronald Plasterk en sommige rechtse partijen het nog voorzichtig over de vorming van een ‘(centrum)rechtse’ coalitie. Maar in de pers ging het meteen meteen over een ‘rechts’ kabinet. Dat is nog steeds de term die je het meeste ziet.
De media krijgen daarbij steun van politicologen. VVD en NSC mogen dan (willen) gelden als meer gematigde ‘centrum-rechtse’ partijen, de deelname van twee radicalere partijen – de PVV van Geert Wilders en BBB van Caroline van der Plas – trekt de gezamenlijkheid naar rechts.
De twee politicologen die bijvoorbeeld het AD eind vorige week raadpleegde, Tom van der Meer (Universiteit van Amsterdam) en Koen Vossen (Radboud Universiteit), spreken allebei al met al van een ‘rechts’ kabinet.
Uitersten in beoogde kabinet heffen elkaar op
Dat in het beoogde kabinet zowel een radicaal-rechtse partij zit – de PVV – als een meer populistisch-rechtse partij – BBB – is volgens de politicologen niet voldoende om de héle coalitie als ‘radicaal-rechts’ of ‘populistisch-rechts’ te bestempelen. De uitersten heffen elkaar op – in elk geval vooralsnog op papier. De praktijk zal straks afhangen van welke partij(leider) het stevigst zijn/haar stempel weet te drukken.
Misschien dat Yesilgöz’ corrigerende opmerking tegen die journalist was ingegeven door de situatie in Zweden. Sinds de nationale verkiezingen van september 2022 kent dat land een minderheidsregering van drie centrum-rechtse partijen die – ondanks haar structurele afhankelijkheid van de gedoogsteun van de radicaal-rechtse Zweden Democraten – door internationale media als Politico en The Guardian nog steeds wordt omschreven als ‘centrum-rechts’.
Het verschil is natuurlijk dat in Nederland een radicaal-rechtse partij als grootste partij in het kabinet gaat zitten, en er niet zoals in Zweden als gedoogpartner buiten blijft.
Is PVV van Geert Wilders extreem-rechts?
Daarnaast roept het beoogde kabinet nóg een taalkwestie op. Is de grootste ‘partij’ in de coalitie, de éénmanspartij van Geert Wilders, ‘extreem-rechts’, ‘radicaal-rechts’ of ‘populistisch-rechts’? Media mijden in hun richtlijnen aan verslaggevers de term ‘extreem-rechts’, bleek onlangs uit een inventarisatie van het VPRO/Human-programma Argos.
Het ANP geeft redacteuren de keuze uit ‘radicaal-rechts’, ‘rechts-populistisch’ en ‘rechts-nationalistisch’ om de PVV mee te kwalificeren. Afhankelijk van het onderwerp. ‘Extreem-rechts’ mijdt het persbureau, behalve in citaten van bijvoorbeeld andere politici.
Ook NRC, Trouw en de Volkskrant kiezen in hun verslaggeving voor ‘radicaal-rechts’. Deze praktijk sluit opnieuw aan bij de terminologie van veel politicologen. Zij omschrijven de PVV doorgaans als (populistisch) radicaal-rechts, en niet als: extreem-rechts.
Het cruciale verschil zit ‘m niet zozeer in de nationalistisch-conservatieve of eventueel xenofobe opvattingen, maar in de acceptatie van de democratische spelregels en het afzweren van geweld om je politieke doelen te bereiken. (‘Populisme’ duidt meer op de politieke stijl dan op de inhoud.)
Politicologe Sarah de Lange omschreef in een interview met EW zowel JA21 als de PVV als ‘radicaal-rechts’.
Beide partijen willen volgens haar weliswaar de ‘spelregels’ van het politieke bedrijf veranderen, maar dat willen ze langs democratische weg doen. Beide partijen belijden ook duidelijk hun geloof in de parlementaire democratie als zodanig.
Dit in tegenstelling tot een partij als Forum Voor Democratie, dat niet meer in het politieke systeem gelooft. Bij die partij is het volgens De Lange ook ‘niet langer duidelijk dat ze geweld afzweren’. Wel of geen geflirt met ‘tribunalen’ voor politieke tegenstanders – dat bepaalt dus platgeslagen het verschil tussen extreem- en radicaal-rechts.
In de minder wetenschappelijke praktijk van alledag, lopen beide begrippen nogal eens door elkaar.
Zoals óók vorige week bleek uit de aanvaring tussen Tweede Kamervoorzitter Martin Bosma (PVV) en VOLT-leider Laurens Dassen. Dassen werd door Bosma tot de orde geroepen toen hij zei, doelend op de PVV: ‘Maar er is ook nog een andere dreiging en dat is de opkomst van extreem- en radicaal-rechts.’
Net als eerder zijn voorganger Vera Bergkamp in een discussie met D66-Kamerlid Sjoerd Sjoerdsma, had Bosma bezwaren tegen het gebruik in de Kamer van dat predikaat ‘extreem-rechts’ voor de PVV. Dat was, aldus Bosma, ‘een nazi-vergelijking’.
Wetenschappelijke inzichten dringen mondjesmaat door tot taalgebruik van alledag
Dat laatste element is een eigen interpretatie van Bosma. ‘Historische’ parallellen zie je niet in wetenschappelijke definities. Partijen met zulke wortels worden eerder gekwalificeerd als ‘neo-nazistisch’.
Bosma’s verzuchting laat goed zien dat wetenschappelijke criteria mondjesmaat doordringen tot het taalgebruik van alledag. Politici en ook columnisten zeggen gewoon wat ze vinden. (Trouw-columnist Jamal Ouariachi heeft het op X over ‘fascisten in het kabinet’.) Het lijkt er op dat linkse oppositiepartijen als D66 en Denk bewust gaan kiezen voor de harde term ‘extreem-rechts’ om de PVV politiek te attaqueren.
Verwonderlijk is dit ruime gebruik van het woord niet. Decennialang onderzoek naar ‘uiterst rechts’ – de ingeburgerde verzamelterm voor zowel extreem- als radicaal-rechts – heeft een zekere consensus opgeleverd onder wetenschappers, maar ook een gigantisch grijs gebied.
Politicoloog Cas Mudde registreerde midden-jaren negentig 26 verschillende wetenschappelijke definities van extreem-rechts, met samen 58 verschillende ideologische kenmerken.
Jaren later was de situatie nog niet veel verbeterd, schrijft oud-EW-redacteur Nikki Sterkenburg in haar proefschrift over radicaal- en extreemrechts uit 2021. Ze haalt een Duitse politicoloog aan die ergens meldt dat de onderlinge discussie in een internationaal gezelschap van onderzoekers over de te gebruiken termen zo hoog opliep, dat een van hen voorstelde om hun gezamenlijke boek dan maar Bad People in Europe te noemen – Slechte Mensen in Europa.
In haar eigen definitie voegt ze, geïnspireerd door de Duitse BVD, nog een criterium voor extreem-rechts toe, naast een anti-democratische houding en de bereidheid tot het gebruik van geweld.
Partijen die het gelijkheidsbeginsel afwijzen en/of grondrechten van burgers in het algemeen, of van specifieke etnische of religieuze groepen willen ‘inperken’, kwalificeren bij haar ook als extreemrechts.
De ‘werkdefinities’ voor extremisme die inlichtingendienst AIVD en de Nationaal Coördinator Terrorisme en Veiligheid allebei hanteren, voor zowel links als rechts extremisme, voegen ook weer nieuwe elementen toe.
Vooral het inzicht dat ondermijning van de democratische rechtsorde ook op niet-gewelddadige wijze kan. Bijvoorbeeld door haatzaaien en de verspreiding van desinformatie.
De definitie van extreemrechts van AIVD en NCTV luidt al met al als volgt. ‘Tot extreemrechts gedachtegoed worden denkbeelden gerekend als vreemdelingenhaat (inclusief: antisemitisme en antimoslims), haat jegens vreemde (cultuur)elementen en ultranationalisme.
‘Hierbij houden extreemrechtse activisten zich aan de kaders van de democratische rechtsorde, ondermijnen rechts-extremisten de democratische rechtsorde en plegen extreemrechtse terroristen op mensenlevens gericht geweld gebaseerd op extreemrechtse opvattingen.’