De Tweede Kamer werd een ontoegankelijk doolhof, maar toch bleef ik door de gangen sluipen

Het tijdelijk onderkomen van de Tweede Kamer. Foto: Tweede Kamer der Staten-Generaal

Door Den Haag jaagt een gure wind. De rusteloze politieke cultuur lijkt vergiftigd. Hoe anders was dat veertig jaar geleden? EW-redacteur Eric Vrijsen beschrijft zijn jaren aan het Binnenhof aan de hand van zeven ontwikkelingen. Met de voorspelling dat de democratie een nieuw evenwicht zal vinden. Vandaag de zesde aflevering: Toegankelijkheid in gevaar.

Goede inhoudelijke debatten zijn er nog volop. Er is alleen geen belangstelling voor, omdat het spektakel daar ontbreekt. Het is beleid zonder politiek en daarmee kun je geen kranten of tv-journaals openen. Gek genoeg lopen de koortsig aangekondigde debatten meest­- al met een sisser af. Politici trekken tijdig aan de rem, want een frontale botsing lost ook niks op.

Het is als met de derderangs-journalist Quoyle in het boek Scheepsberichten van Annie Proulx. Hij vult de voorpagina met een stuk over de orkaan die zijn stadje in Newfoundland zal teisteren. ­Gelukkig buigt de storm tijdig af. De volgende dag heeft hij weer een primeur: ‘Stad ontsnapt aan ramp!’

Langzaam maar gestaag ondergraaft dit het vertrouwen. Opwinding is gevaarlijke kunstmest voor media en politici. In de Kamerfracties en partijen wordt de discipline aangehaald. Ook de departementen puilen uit van communicatiestrategen. Nieuws betekent herrie in de tent, dus moet nieuws worden gedempt.

Dat professionele controlemechanisme brengt de toegankelijkheid in gevaar. Vergeleken met het buitenland kon je in Den Haag altijd verbazingwekkend makkelijk in contact treden met bewindslieden en Kamerleden. Tot 1991 mochten journalisten de Oude Zaal van de Kamer in, mits ze achter de groene gordijnen bleven. Daar kon je de bodes met handgebaren duidelijk maken wie je wilde spreken. De bode fluisterde het ­Kamerlid iets toe en de Geachte Afgevaardigde kwam al naar je toe: ‘Wat kan ik voor je doen?’

Eric VrijsenEric Vrijsenwerkte bijna 45 jaar in de journalistiek. Na een stage bij NRC Handelsblad begon hij in 1980 bij het Eindhovens Dagblad/Brabants Dagblad. Sinds 1990 werkt hij voor Elsevier/EW.

 

In 1981 werd hij Haags verslaggever. Met onderbrekingen als buitenlandcorrespondent, binnenlandredacteur en economieredacteur, werkte hij in totaal 34 jaar op het Binnenhof.

 

Deze terugblik is het laatste artikel van Vrijsen voor EW. Het is een dankwoord aan zijn Haagse bronnen en vooral aan de trouwe lezers van EW.

Vogelengezang

Parlementsleden droegen op het Binnenhof altijd hun ‘pieper’ bij zich. Via de telefooncentrale liet je hen oproepen. Dan liepen zij naar de dichtstbijzijnde telefoon en werden ze door de telefoniste doorverbonden. Het geluid van die piepende semafoons was het vogelengezang van een levendig parlement: volksvertegenwoordigers haastten zich naar een telefoontoestel, omdat iemand iets met ze wilde delen. Dat werkte minstens zo snel als tegenwoordig het inspreken van voicemails of het sturen van appjes.

In 1991 kreeg de Kamer een nieuwe vergaderzaal. Het viel praktisch samen met de komst van de commerciële tele­visie en het ging ten koste van het ons-kent-ons-sfeertje. Journalisten mochten nog wel een natuurstenen corridor rond de plenaire zaal betreden. Totdat het daar te rumoerig werd en de Kamervoorzitter de corridor tot verboden terrein verklaarde voor journalisten. Alleen fotografen mochten nog naar binnen. De rest kon samenscholen bij de ‘patatbalie’ (waar de vergaderstukken werden uitgereikt) om vlak vóór of na de stemmingen Kamerleden en ministers aan te schieten.

In 2021 begon de renovatie van het Binnenhof en kreeg de Kamer onderdak aan de Bezuidenhoutseweg 67. Ineens golden ook coronamaatregelen, die het directe contact met politici bemoeilijkten. In gebouw ‘B67’ kunnen politici de pers makkelijk ontlopen en dat gebeurt dan ook. Jan Tromp en Coen van de Ven beschrijven in Wantrouwen in de wandelgangen (2023) hoe politiek en journalistiek gescheiden werelden werden.

Toch bleef ik het doen, dat door die gangen sluipen. Zonder spontane contacten geen verslaggeving. Heb je een goed argument, dan geven politici je een antwoord. Je moet de partijpolitiek ook ruiken. Een journalist kan een politicus de grond in schrijven, mits met hoor en wederhoor. De volgende dag moet je hem in die gangen weer onder ogen komen. ‘Je snapt dat ik het zo moest opschrijven.’ Dan hoort hij te zeggen: ‘Jazeker, het is je werk.’ Maar als politiek en journalistiek elkaar gaan mijden, wordt het wraakzucht over en weer.

Morgen leest u in deel 7 van deze serie hoe Den Haag in zichzelf verwikkeld raakte.