Hoogleraar Nadine Akkerman (46) speurt in de stoffige hoekjes van de geschiedenis en haalt vergeten mensen tevoorschijn. ‘Niets leukers dan archieven bezoeken.’
Ze zijn een beetje beduusd in het Verenigd Koninkrijk: een Nederlandse wetenschapper die een boek schrijft over spionage in het Engeland van de zestiende en zeventiende eeuw, en ook nog een heel goed boek. Nadine Akkerman, die door haar uitgever en literair agent wordt aangespoord een volgend boek te schrijven, moet daar een beetje om lachen.
‘Het wordt er altijd toch even bij gezegd, alsof het verrassend is dat een Nederlander een goed boek schrijft over iets Brits.’ Niet dat er in andere landen niet werd gespioneerd. De bibliotheek van Constantijn Huygens, secretaris van de Oranjes, ‘kreunde onder het gewicht’ van cryptoliteratuur, zegt Akkerman: boeken over het ontcijferen van geheimtaal.
Spycraft is een geweldig boek, vol interessante weetjes, geestig, met zwier en veel kennis van zaken geschreven door Akkerman en haar partner Pete Langman. Langman is naast wetenschapshistoricus ook ex-gitarist, cricketer en romanschrijver. Ze bezochten talloze archieven om alles uit te zoeken, en het plezier waarmee ze dat deden, spat van de pagina’s.
‘Niets leukers dan archieven bezoeken – we hadden zo veel lol en konden ook heel goed samenwerken,’ zegt Akkerman in haar werkkamer in Leiden, waar ze hoogleraar vroegmoderne literatuur en cultuur is. Spycraft is een beetje uit de hand gelopen. ‘We wilden even een boekje tussendoor schrijven.’ Uiteindelijk was het jaren werk, vaak tussen andere werkzaamheden door. Zaten ze naast elkaar te schrijven, op de laptop, in volstrekte harmonie.
Opschepperij
In Spycraft maken we kennis met een stoet kleurrijke personages. Zoals Arthur Gregory, begaafd in geheimschrift, en een meester in het samenstellen van onzichtbare inkt en de methodes om een zo geschreven brief weer leesbaar te maken. En Peter Bales, die ongelooflijk klein kon schrijven en daar ook heel trots op was.
‘Ik dacht eerst dat dat allemaal opschepperij was. Maar dat kon echt. Bales heeft een ring gemaakt voor Elizabeth I met het Onze Vader, het Credo, de Tien Geboden, nog wat gedichten, datum en jaar, zijn naam en die van haar, op een oppervlak zo groot als een kwartje. Met daarop een kristal, zodat je de tekst kon lezen.’
Neem ook Francis Walsingham, één van de grondleggers van de Engelse geheime dienst. En Lady Brilliana Harley, die gebruikmaakte van de zogeheten Cardan grille: een soort raster dat je over een geschreven tekst kon leggen, zodat alleen de belangrijke woorden zichtbaar werden. En zo nog een stoet cryptografen, spionnen, contraspionnen en dubbelspionnen.
Het boek wekt een wonderlijke wereld tot leven van wantrouwen, bedrog, maar ook vergaande loyaliteit en geloofsovertuigingen. Spionnen gebruikten ongelooflijke trucs om hun informatie door te geven. Zoals geheimschrift, het ene nog ingewikkelder dan het andere. Minuscule briefjes met verborgen informatie, die je zo klein kon opvouwen dat je ze makkelijk in een mouw kon schuiven en meenemen. En brieven geschreven in onzichtbare inkt.
Dan de manier waarop zo’n brief werd gesloten. Met een zegel dat erop lag, of een dat tussen het papier werd aangebracht. Je moest behoorlijk behendig zijn om zo’n brief onzichtbaar te openen en weer te sluiten. Of letterlocking: ingenieuze manieren om een brief dicht te maken, zodat die nooit stiekem viel te openen.
Het ei als vervoermiddel: leg een rauw ei in azijn zodat de schil zacht wordt, maak er een sneetje in, schuif daar een heel klein briefje in, leg het ei in water terug zodat het hard wordt. Akkerman heeft het ook zelf geprobeerd en er filmpjes van gemaakt die op YouTube staan. ‘We hebben heel wat eieren gebroken voordat dat lukte.’ Nog een fijne manier om een klein gecodeerd briefje te vervoeren: in een verse wond.
Achterstand
Akkerman, die Engelse taal- en letterkunde studeerde aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, heeft zich verdiept in de periode 1558 tot 1660. In 1558 besteeg Elizabeth I de troon, in 1660 werd de wetenschappelijke academie Royal Society opgericht. ‘Engeland liep op het gebied van spionage, een beroep zo oud als de wereld, achter op landen als Italië en Spanje.’ Engeland haalde die achterstand snel in, daartoe gedwongen door de tijdgeest.
‘Deze periode is zo boeiend vanwege de strijd tussen de katholieken en protestanten. Door die conflicten stond het land onder druk, er kwamen bijvoorbeeld steeds jezuïeten het land binnen om het protestantse regime te ondermijnen. Eerder was spionage in georganiseerde vorm niet echt nodig.’ Honderden jezuïeten stroomden het land binnen, vol van geloofsijver en vastbesloten het enige ware geloof weer te vestigen. En dat moest allemaal in het geheim.
Waren aanvankelijk vooral eenpitters bezig met geheimschrift en het decoderen daarvan, aan het einde van die periode ontstonden er zogeheten cabinets noirs, zwarte kamers. Daar waren meerdere mensen bezig met spionage en contraspionage: de primitieve voorlopers van de geheime diensten die elk land heeft. Voor die tijd had iedereen die dat nodig vond, zijn eigen spionagenetwerk waarmee informatie werd ingewonnen voor zichzelf. Om ervoor te zorgen dat die informatie juist was, werden meerdere spionnen gebruikt die dan allemaal hopelijk hetzelfde vertelden.
‘Het was een systeem van patronage, maar eigenlijk werkte dat niet zo goed. Want die codebrekers deelden hun expertise niet en leidden ook niemand op, ze hielden hun kennis voor zichzelf. Pas later kwam er meer samenwerking. Het was een tijd waarin niemand elkaar vertrouwde.’
Na de middelbare school wilde Akkerman psychologie studeren. Ze bezocht wat universiteiten en toevallig liep ze op de VU binnen bij een proefcollege Engels, waar over schrijfster Jane Austen werd gepraat. Dat boeide haar zo dat ze zich pardoes inschreef bij die studie. Ze is de eerste van haar familie die naar de universiteit ging. ‘Daar heb ik nooit zo over nagedacht. Ik heb er nooit nadeel van ondervonden, maar het is natuurlijk wel makkelijker als je beter weet hoe dingen werken en hoe je kunt netwerken. Er wordt op de universiteit nu meer aandacht besteed aan mensen die als eerste van hun familie gaan studeren, want die zijn er zeker nog, en niet alleen van buitenlandse afkomst.’
Hartenkoningin
Ze promoveerde op de brieven van Elizabeth Stuart (1596-1662), de dochter van koning James I en de zus van diens opvolger Charles I. Elizabeth trouwde met Frederik V van de Palts en was kort koningin van Bohemen, tot het echtpaar tijdens de dertigjarige oorlog werd verbannen en in Den Haag terechtkwam.
Ze werd bekend als de Winterkoningin en vanwege haar charisma ook wel Hartenkoningin genoemd. Zo heet de biografie die Akkerman uiteindelijk over haar schreef. ‘Het idee was eerst om haar brieven te bekijken, omdat die haar literaire netwerk zouden tonen. Ze had contacten met grote namen als John Donne en Francis Bacon. Dat leek me heel interessant, en niemand had nog naar die correspondentie gekeken. Die ligt verspreid over de hele wereld. Ik ben zo’n vijftig archieven langs geweest, als een soort detective.
‘Op een gegeven moment kreeg ik wel een gevoel van paniek. Elke keer als ik naar een archief ging, vond ik brieven, dus moest ik nog meer tijd besteden aan het decoderen. Ze had een moeilijk handschrift en schreef veel in geheimtaal. En het eerste jaar vond ik helemaal niets waar ik wat aan had, ik werd echt wanhopig.’
Er was geen literair netwerk, er bleek niets van contacten met vooraanstaande schrijvers. Wel vond Akkerman iets anders. ‘Ik besefte dat ik geweldig materiaal in handen had. Dit was een vrouw met een heel sterke stem, die het had over veldslagen en diplomatie. Ze schreef daar veel over en bleek ontzettend mondig.’
Uit één van haar brieven bleek dat ze contact had met een vrouwelijke spion. ‘Haar brieven naar Engeland werden onderschept in Den Haag, dus ze zocht naar een andere manier om ze op de plaats van bestemming te krijgen. Ze ging gebruikmaken van een postmeesteres in Brussel, en dat bleek een heel grote spion.’ Zo’n postmeesteres functioneerde als een soort postkantoor, die de post doorstuurde. De gereguleerde postbezorging is van latere datum.
Hoe kwam ze daarachter? ‘Ik kwam in één van die brieven een opmerking tegen die ik vreemd vond. Toen keek ik wie nog meer gebruikmaakte van die postmeesteres, dus ik ging brieven van diplomaten doorzoeken. Eén van hen heeft het over deze vrouw, dat ze niet te vertrouwen is en wat ze allemaal wel niet uithaalde. Zegels vervalsen, post openen. Een vrouw viel minder op, niemand kon geloven dat die zulke dingen deed. Het leuke van de vrouwen uit deze periode vind ik dat ze niet klagen, maar juist gebruikmaken van die vooroordelen.’
Speurwerk
Akkerman stuitte toevallig op deze grote spion en dacht: misschien zijn er wel meer van die vrouwelijke spionnen, zo goed verstopt dat we ze over het hoofd hebben gezien. Zo kwam ze op een lijst namen en kon ze zoeken naar informatie over hen. Weer de archieven in.
‘Inmiddels ken ik er zo veel en weet ik wel hoe je dat speurwerk moet aanpakken. Het is altijd spannend, maar er zijn genoeg dagen dat je niets vindt. Als je een keer per week iets hebt, ben je al blij!’ Over die vrouwen schreef ze haar tweede boek Invisible Agents.
Eigenlijk is het dan wel logisch om een boek te schrijven over de manieren van spionnen en contraspionnen om hun informatie te verpakken en vervoeren. Want wie nu denkt: dit is allemaal lang geleden, wat maakt het uit wat ze deden? – die zit er goed naast. Geheimschrift, versleuteling, cryptografie zijn actueler dan ooit sinds de komst van internet, de ontwikkelingen rond kunstmatige intelligentie en cybertechnologie. De systemen van eeuwen geleden liggen ten grondslag aan wat er nu online wordt beveiligd – en gekraakt. Van WhatsApp tot staatsgeheimen. En dankzij de huidige technologie kan Akkerman ontcijferen wat er eeuwen geleden, versleuteld, is geschreven.
Ze is nu bezig met een groot project over secretarissen. Nog een jaar, dan moet het af zijn. ‘Dat doe ik met postdocs en promovendi. Brieven werden aan een secretaris gedicteerd, maar het opstellen van de tekst gebeurde in samenspraak met die persoon. Hoe zetten we dit op papier, zou je dat nou wel zo zeggen… Die secretarissen wil ik voor het voetlicht brengen.’
Nadine Akkerman (Velsen, 1978). Studeerde Engels, promoveerde cum laude in 2008. Sinds 2022 hoogleraar aan de Universiteit Leiden. Schreef de boeken Elizabeth Stuart. Queen of Hearts, Invisible Agents en Spycraft. Lid van De Jonge Academie van de KNAW. Ontving diverse beurzen en prijzen.
De rode draad in Akkermans werk is dus: mensen uit de schaduw halen. ‘Ja, mensen die de geschiedenis niet hebben gehaald, hebben mijn speciale belangstelling. Degenen die we niet zo snel zien. Die secretarissen waren overal, want de adel en politici hadden hun eigen secretarissen, maar ze bleven onzichtbaar.’
En daarna zijn er nog wat ideeën, want elk archiefbezoek levert stof voor jaren onderzoek. Zeker wanneer je, zoals Akkerman, de moeite neemt en het doorzettingsvermogen hebt om juist in de donkere, stoffige, vergeten hoekjes van de geschiedenis te speuren. Eén van haar plannen is een nieuwe beschrijving van het leven van George Villiers, hertog van Buckingham (1592-1628), een man van lage adel die door zijn ambitie en charisma veel macht vergaarde en dat met de dood moest bekopen. Een bijzondere man, van wie wordt gezegd dat hij het bed deelde met koning James I.
‘Mannen en vrouwen vielen als een blok voor hem, hij was op een gegeven moment machtiger dan de koning zelf. Ik wil dat leven beschrijven door de ogen van de vrouwen om hem heen, want hij heeft altijd een vrouwelijk netwerk ingezet om die macht te vergaren: zijn zusjes, maîtresses, zijn vrouw. Hun brieven heb ik in de loop der jaren gevonden. Hoe ziet zijn leven eruit als je het beschrijft zoals die vrouwen het zagen?’
Dat is de verborgen boodschap van Spycraft voor nu: op een andere manier naar de geschiedenis kijken. ‘Andere hoofdrolspelers vinden en aan het woord laten. De blik een slag draaien, dan zie je dingen die ook belangrijk zijn. En ik vind geheimen, het nog niet zichtbare, heel spannend.’
Zou Akkerman graag een weekje in de zestiende eeuw rondlopen? ‘Afgezien van de ziektes en de martelingen, zou ik wel even een kijkje willen nemen. Maar ik vind de verbeelding ook heel fijn.’