Feature

Waarom sommige Syriërs succesvol zijn in Nederland en andere minder

Het aantal Syriërs in Nederland nam de laatste tien jaar spectaculair toe, van 10.000 in 2014 tot 165.000 nu. Op de arbeidsmarkt vergaat het sommigen goed, maar velen ook niet.

Het is een stille demografische trend die na de plotselinge val van Bashar al-Assad ineens even zichtbaar was. En hoorbaar. Op het Domplein in Utrecht vierden duizenden Syriërs luidruchtig feest. In Groningen draaiden op de Vismarkt auto’s met wapperende ­vlaggen en piepende banden rondjes om elkaar heen.

De Syrische gemeenschap telt inmiddels net zoveel zielen als een stad als Enschede. Bijna één op de honderd inwoners van Nederland is nu een Syriër. De groep groeide van ongeveer 10.000 in 2010 tot ruim 165.000 in 2024, voor het overgrote deel door asielimmigratie.

 

Abdul Dokko (31) is een van hen. Hij is met zijn neef Momen bedrijfsleider van UNO, een snackbar met Syrisch streetfood in Groningen. In 2014 vertrokken beiden naar Nederland, vanuit Damascus. ‘Bij ons is nooit een bom gevallen, maar het zag er voor ons in economisch opzicht slecht uit,’ zegt hij in zijn zaak. Nu, na elf jaar Nederland, is de stemming van het duo heel wat beter. UNO gaat verhuizen naar een meer centrale locatie in de stad. ‘Wij zijn aan het rebranden,’ zegt Dokko. ‘We hebben een nieuwe kaart, een nieuw uiterlijk. UNO wordt meer een restaurant.’

Syriërs in Nederland
Horeca-ondernemers Abdul (links) en Momen Dokko: ‘Het was hard werken’. Beeld: Reyer Boxem

Syriërs in Nederland: economisch nog geen succesverhaal

De neven Dokko zijn zeker niet de enige Syriërs die het voor de wind gaat. Maar wie uitzoomt, ziet dat deze immigratie economisch geen succesverhaal is. De cijfers die immigratiedeskundige Jan van de Beek verzamelde voor EW geven een ronduit ontnuchterend beeld. Van de Syriërs die in 2014 en 2015 arriveerden, was in 2022 – de data van het Centraal Bureau voor de Statistiek lopen iets ­achter bij de werkelijkheid – 45 procent afhankelijk van een uitkering en had 11 procent helemaal geen inkomen.

De rest werkt, maar meestal in deeltijd. Slechts 15 procent heeft een hele baan: een betrekking van 35 uur of meer. De deeltijders werken voor 15 procent minder dan de helft en voor 13 procent meer. Alleen Eritreeërs – in omvang de tweede groep asielimmigranten in de laatste tien jaar – scoren nog lager.

Tien jaar geleden, op het hoogtepunt van de Europese vluchtelingencrisis, zag de toenmalige directeur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers Gerard Bakker in Syriërs ‘een kans om de samenleving te verrijken’. Er bevonden zich volgens hem veel artsen en advocaten, architecten en apothekers in deze groep. De ‘apotheker uit Aleppo’ werd een gevleugelde uitdrukking, dankzij PvdA-voorman Lodewijk Asscher, toen vice­premier. Dat optimisme bleek gaandeweg steeds meer een slag in de lucht.

Syriërs in Nederland

Het opleidingsniveau biedt een eerste verklaring voor het achterblijven van de groep. Van de Syrische statushouders heeft 31 procent hooguit basisonderwijs gevolgd. Wie functioneel analfabeet is of onbekend is met het Latijnse schrift, vindt lastig werk. Maar ook een opleiding op bachelor- of masterniveau – gevolgd door 20 procent van de Syrische Nederlanders – is geen garantie voor succes.

‘Een nieuwkomer kan nu eenmaal niet zomaar zijn ervaring of opleiding uit het land van herkomst hier te gelde maken,’ zegt Van de Beek. ‘Bouwvoorschriften zijn in Nederland heel anders dan in Syrië, dus je kunt niet meteen als architect aan de slag. Hetzelfde geldt voor wetten en medische protocollen. Dat is het grote verschil tussen asiel- en arbeidsmigranten: bij een arbeidsmigrant is er altijd een werkgever die op deze persoon wacht.’

Met een Syrisch diploma begin je niet veel in Nederland

Abdul en Momen Dokko, die rechten studeerden in Damascus, weten er alles van. ‘Het was niet makkelijk,’ beaamt Momen Dokko (34) aan een tafeltje van hun etablissement, net voor openingstijd. ‘Hier opnieuw beginnen aan een studie rechten zou veel te lang duren. Ik heb drie kinderen. Dan wil je niet wachten, het moest sneller.’

Vandaar het idee om het roer radicaal om te gooien. ‘Wij zagen dat onze shawarma, die niet te vergelijken is met andere shoarma of döner kebab, hier nog onbekend was. Dat bood mogelijkheden,’ zegt Abdul Dokko. ‘Wij hadden nog nooit gekookt, dus we moesten veel videobellen met onze moeders om te leren hoe je bijvoorbeeld de juiste marinades, knoflookcrème en Syrische sauzen maakt. Het was hard werken, ook om je alle regels voor de bedrijfsvoering in de horeca eigen te maken.’

Toevallig in Nederland beland

Firas Abdullah (38), die tandheelkunde studeerde in Syrië, kon wel verder in zijn vak. ‘Dat is voor mij nooit een vraag geweest,’ zegt Abdullah, die in 2020 een eigen praktijk begon in Castricum, Mondzorg Geesterduin. ‘Ik heb zeven jaar gestudeerd in Damascus en Aleppo, zo’n investering gooi je natuurlijk niet zomaar weg.’

Syriërs in Nederland
Tandheelkundige Firas Abdullah: ‘Ik had een duidelijk doel’. Beeld: Ramon van Flymen

Abdullah belandde bij toeval in Nederland. In 2011 kwam hij aan op Schiphol, het jaar waarin de strijd in Syrië ­tegen het regime van Assad begon. Hij wilde doorreizen naar de Verenigde Staten, maar dat bleek wegens antiterreurwetgeving niet mogelijk. ‘Van Nederland wist ik niets, behalve dat het dat kleine landje naast Duitsland is,’ zegt hij met een lach. Daarna ging het ging snel. Hij verbleef tien dagen in het gesloten asielzoekerscentrum (azc) van Schiphol en kreeg vervolgens een verblijfsvergunning. Na zo’n tien maanden wachten in een gewoon azc kreeg hij een woning, en hij vond al gauw een betaalde stage. Aan het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam volgde hij een speciale driejarige opleiding voor tandartsen van buiten de Europese Unie.

‘Ik had een duidelijk doel,’ zegt Abdulah. ‘Het heeft tijd nodig, drie, vier jaar is te kort. Als Syriërs er net zolang zijn als ik, hebben ze allemaal werk. Mijn vrouw werkt in de ICT, net als een paar vrienden. Ik heb ook een vriend die eigenaar is van de grootste Midden-Oosten-supermarkt van Nederland, in Tilburg.’

Syriërs in Nederland hebben moeite met de taal

Om te slagen, is dus een flinke dosis flexibiliteit en vasthoudendheid nodig. ‘En de wil om een vreemd land te leren kennen,’ zegt Zina Abboud (43), die een florerend cateringbedrijf heeft. ‘Wie niet werkt, heeft vaak niet de middelen om zich een andere cultuur eigen te maken. Het gevolg is dat mensen zich terugtrekken.’

Cateraar Zina Abboud: ‘Zonder Engels begin je hier niet veel’. Beeld: Ramon van Flymen

Abboud kreeg van huis uit veel mee, zegt zij. ‘Mijn ouders zijn hoogop­geleid, ze zijn openminded en leerden ons dat andere culturen niet slecht zijn,’ zegt Abboud in een loods in het Westelijke Havengebied in Amsterdam. In deze ruimte werken meer cateraars uit alle windstreken. ‘Kitchen Republic’ staat er in grote letters op de wand.

Dat zij Engels sprak, heeft Abboud, die in 2015 arriveerde, ook erg geholpen. ‘Als je geen Engels spreekt, begin je hier niet veel. Ik heb ook veel geluk gehad. Ik moest van het azc in Amsterdam naar Ter Apel verhuizen, en kon toen gelukkig via via bij een Nederlandse vrouw in Amsterdam wonen. Zij werd mijn moeder of gro­­te zus, en zo leerde ik de cultuur heel snel kennen. Ik heb echt nog nooit een negatieve ervaring met Nederlanders gehad.’

Koken deed zij al in het azc in Amsterdam, op uitnodiging ook bij Nederlandse kennissen thuis. Het eerste dat zij deed toen zij haar verblijfsvergunning had, op 1 juni 2016, was naar de Kamer van Koophandel gaan. Nauwelijks tien dagen na de registratie van Zina’s Kit­chen vroeg het Prins Claus Fonds haar om te cateren voor een evenement met vierhonderd bezoekers.

Abboud kookt voor bedrijven en instellingen en publiceerde een kookboek, Mijn Syrische keuken. ‘Dat boek voelde als een grote erkenning, toen het er was. Erkenning voor mij en mijn eetcultuur. Dit werk is voor mij veel meer dan alleen een business. Het leukste vind ik eigenlijk ook de cursussen die ik hier geef aan mensen die komen voor een bedrijfsuitje. Van het contact met mensen krijg ik veel energie.’

Nog steeds spreekt Abboud veel beter Engels dan Nederlands. Zij verontschuldigt zich ervoor. ’Probleem is dat het in Amsterdam niet hoeft, omdat iedereen hier Engels spreekt.’ Met haar drie kinderen, van wie er twee studeren, gaat het uitstekend. ‘Ik push ze heel erg. Ik vind het bijvoorbeeld geweldig dat ze met een schoolreisje naar Italië of Berlijn gaan. Dan zeg ik: “Go, see, learn, enjoy!”’

Syriërs in Nederland benadrukken belang van cultuur en integratie

Terwijl succesvolle Syriërs het belang van cultuur en integratie benadrukken, zijn die termen in politiek en media steeds meer taboe. Wie ze in de mond neemt, veroorzaakt al gauw een rel. Hierover meepraten kunnen woon­minister Mona Keijzer (BBB), die antisemitisme ‘bijna onderdeel van de islamitische cultuur’ noemde, en Kamerlid Bente Becker (VVD), die onderzoek wil naar de opvattingen van Nederlanders met een migratieachtergrond.

Socioloog Jaco Dagevos, bijzonder hoogleraar integratie en migratie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, vindt zelfs dat het concept van integratie over de houdbaarheidsdatum heen is. Het begrip stigmatiseert groepen met een afwijken­­de culturele en religieuze achtergrond, schreef hij in Trouw.

Van de Beek, van huis uit wiskundige en antropoloog, vindt dat onzin. Hij wijst in zijn boek Migratiemagneet Nederland juist op het belang van de grote culturele afstand tot Nederland bij immigranten in het ‘Afrikaans-islamitische cultuurcluster’. Die afstand verklaart veel van de problemen van Syriërs en andere statushouders uit dit gebied. ‘Als twee herkomstgroepen gemiddeld een vergelijkbaar opleidingsniveau hebben, maar ­verschillen in culturele afstand, dan integreert de groep met de kleinste culturele afstand doorgaans beter,’ zegt hij. ‘Dat geldt zelfs voor de in Nederland geboren, getogen en opgeleide tweede generatie.’

Je moet erbij willen horen, denkt Abdul Dokko. Hij zegt zich te ergeren aan landgenoten die daar te weinig hun best voor doen. ‘De gemeente mag best strenger zijn,’ zegt hij. ‘Je moet niet in je eigen kring blijven, een uitkering ontvangen en dan denken: that’s it.’ De vreugderondjes eind vorig jaar op de Groninger Vismarkt gaan hem te ver. ‘Dat was respectloos, je mag daar niet eens fietsen. Natuurlijk is iedereen blij dat er een einde is gekomen aan een dictatuur van zestig jaar. Maar dan nog doe je zoiets niet, vind ik.’

Hele andere werkcultuur

‘Natuurlijk is cultuur essentieel,’ zegt ook Anas Ragheb (49). Hij probeert statushouders aan het werk te helpen met zijn bedrijf Mpowerment, een maatschappelijke bv. In Syrië was hij leraar Engels, nu werft hij vooral vrachtwagenchauffeurs. ‘Je moet er rekening mee houden dat werk voor veel Syriërs niet dezelfde betekenis heeft als voor Nederlanders,’ zegt Ragheb in zijn kantoor op een bedrijventerrein in Diemen. ‘Hier werken veel mensen niet alleen om te eten, maar ook om zich te ontplooien. In Syrië werken mensen vooral om in hun onderhoud te voorzien. En ik moet vaak uitleggen dat een uitkering niet uit de lucht komt vallen. Het is een recht dat altijd verbonden is aan de plicht om werk te zoeken als je geen baan hebt.’

Nederland vraagt om een heel andere mindset, vervolgt hij. ‘Neem de omgang met de tijd, die is radicaal anders in Syrië. In Nederland is 8 uur ook echt 8 uur en niet half 9. En Nederlanders zijn direct, vaak superdirect, zonder dat dit beledigend is bedoeld.’

Voor zijn vertrek uit Damascus naar Nederland woonde Ragheb in Dubai, waar veel Syriërs hun toevlucht hebben gezocht. In Dubai was hij bedrijfsleider van een winkel van Gucci in de Mall of the Emirates, een winkelcentrum dat beroemd is geworden wegens een indoor skibaan. Inmiddels heeft hij er een paar jaar opzitten met Mpowerment. ‘Tussen 2020-2022 – die lastig waren vanwege corona – hebben wij van de 25 kandidaten er 13 aan een baan geholpen, in 2023 hadden we 70 kandidaten en er 25 geplaatst.’ Dat veel kandidaten afvallen, wijt Ragheb aan taalproblemen. ‘En soms blijken de theorie en de praktijk te moeilijk. Mijn idee is dat 25 mensen plaatsen in een lichting van 75 een goede score is.’

Ragheb werkt aan een nieuw project, speciaal voor vrouwen. ‘Die werken bij ons bijna nooit, die zitten thuis. Mijn idee is om vrouwelijke statushouders op te leiden tot rij-instructeur. Daar is behoefte aan, omdat veel vrouwen met een migratieachtergrond wel rijlessen willen, maar liever niet met een vreemde man in de auto zitten. Of ze mogen dat niet van hun partner.’

Syriërs in Nederland over een eventuele terugkeer naar Syrië

De vraag of teruggaan naar Syrië een optie is, roept gemengde gevoelens op. ‘Ik heb mijn zaak hier opgezet,’ zegt Zina Abboud. ‘Mijn kinderen hebben hun leven hier. Bovendien wil het feit dat Assad weg is niet zeggen dat het land veilig is.’

Firas Abdullah is optimistischer. ‘Voorlopig ga ik niet. Maar het lijkt mij logisch dat als je ouder bent en het kan, je teruggaat naar de plaats waar je bent opgegroeid. Ik zou dat graag doen.’

‘Alles is beter dan een dictatuur,’ zegt Abdul Dokko. ‘Maar we weten niet wat de toekomst brengt.’

Dit schaffen wij wel?

‘Tweederde van de Syriërs in Duitsland werkt niet, een groot deel van de vluchtelingen kan weer terug.’ Het waren stevige woorden van kandidaat-bondskanselier Friedrich Merz in december.

 

Onmiddellijk werd gewezen op de positieve bijdrage van veel Syriërs. Van hen werken er 80.000 in de zorg en de techniek, waar tekorten zijn. Zo zijn er meer dan 5.000 artsen actief.

 

Maar de christen-democraat Merz heeft de feiten aan zijn zijde. Er wonen bijna een miljoen Syriërs in Duitsland, van wie zo’n 700.000 in de werkzame leeftijd. Van hen ontvangen ruim 500.000 de Duitse bijstand, meldt het Bundesagentur für Arbeit. De helft van de uitkeringsgerechtigden is jonger dan 25 jaar.