Feature

Het verdriet van de democratie

De treinramp die het kabinet-Schoof heet, is een tragedie. Ook al is de coalitie zelf verantwoordelijk, haar falen is ernstig en levensgevaarlijk voor het systeem, schrijft Geerten Waling.

Het leedvermaak was natuurlijk te voorspellen. ‘Haha, dom populistje, nu je zelf aan de knoppen zit, zing je wel een toontje lager hè?’

Weinigen is de vermakelijkheid ontgaan van het feit dat vrijwel het enige concrete plan van dit kabinet tot nu toe is: het verbieden van vochtige doekjes, omdat die voor 55 miljoen euro schade (valt best mee, toch?) aan de riolering veroorzaken.

En zelfs dat verbod komt er voorlopig niet, want staats­secretaris Billendoekjes Chris Jansen (PVV) wil dat ‘via Europa’ regelen – en dan weet je het wel.

Het is dan ook smullen voor journalisten en commentatoren, want een ramp – ook een politieke – is altijd goed nieuws voor de clicks en de kijkcijfers. En zeker de voortdurende treinramp in slow motion die het kabinet-Schoof heet.

‘Kan niet, mag niet!’

Ook juristen van alle mogelijke rechtsstatelijke instituties staan meteen met allerlei vergezochte jurisprudentie te zwaaien en bij elk kabinetsplan te roepen: ‘Kan niet, mag niet!’

En op ministeries, evenals bij de uitvoeringsorganisaties die daaronder hangen, is het heel normaal geworden dat ambtenaren massaal lekken, hun bewindspersoon in het openbaar tegenspreken, openlijk tegenwerken of onder werktijd gaan demonstreren omdat ze het niet eens zijn met de koers van de regering.

Een heerlijke tijd voor de partijen in de oppositie, en het zij ze gegund. Zelfs de coalitie gelooft er totaal niet meer in – en lijkt haar eigen grootste vijand. De VVD, de enige partij met ­regeerervaring, laat steeds minder verholen blijken helemaal klaar te zijn met die ‘amateurs’ van PVV, NSC en BBB.

ChatGPT zei:

PVV: de grootste dreiging voor het kabinet

NSC zelf gedraagt zich als een klassenvertegenwoordiger die wel het hoogste woord heeft over verantwoordelijkheid en goed bestuur, maar die als puntje bij paaltje komt steeds ziek, zwak en misselijk in een hoekje zit te mokken.

En voor BBB lijkt alles best, als het maar een beetje gezellig is en als er maar zo lang mogelijk niets aan de stikstofuitstoot wordt gedaan.

Toch is, van de vier coalitiepartijen, de PVV met afstand de ergste. Nee, niet omdat de fractie een gesloten sekte is van 37 zetels, waarvan vele bezet lijken te zijn door inerte spook-Kamerleden met een stockholmsyndroom jegens de paranoïde maniak aan het hoofd, die met zijn X-account eenzaam en alleen de koers van de partij bepaalt.

En niet omdat de bewindspersonen van de PVV de domste uitspraken doen en het minst voor elkaar krijgen. Zelfs niet omdat in het verkiezingsprogramma nog altijd punten staan die lijnrecht ingaan tegen de grondrechten van grote groepen Nederlanders.

De gebroken belofte van representatie

Nee, de PVV is de ergste, omdat juist die partij weigert waar te maken wat zij aan al die kiezers heeft beloofd. Wat voor de hele politiek geldt, valt in het bijzonder Geert Wilders en zijn ledenloze club aan te rekenen: de gefnuikte belofte van representatie.

Het ongehoorde Nederland hoopte zo dat het eindelijk zou worden gehoord. Het afgehaakte Nederland mocht eindelijk weer eens aanhaken. Het taboe op deelname aan het landsbestuur door deze volks-rechtse partij was eindelijk opgeheven.

Even werd de ‘diplomademocratie’ doorbroken en leek de electorale wal het losgeslagen schip van staat te zullen keren.

Acht maanden verder

Maar na acht maanden kan eigenlijk al wel worden ­geconcludeerd dat het experiment is mislukt. Het kabinet waarop niemand in Den Haag zat te wachten, maar waar de kiezer al zoveel jaren reikhalzend naar uitkeek, faalt bij het uitvoeren van de enige echte taak die het heeft: de kiezer vertegenwoordigen.

Want vergeet niet, die kiezer heeft niet alleen met zijn bijna 2,5 miljoenen gestemd op die peroxidepopulist. Liefst 81 van de 150 Tweede Kamerzetels behoren toe aan fracties die tegen het establishment zijn.

De meeste van die zetels bevinden zich ter rechterzijde, 64 van hen zitten in de coalitie.

De roep om radicale verandering

Laat dat even indalen. Meer dan de helft van de kiezers stemt op een partij die op de een of andere manier tegen het establishment is. Tegen de status quo. Die heeft zijn of haar zinnen gezet op radicale verandering.

Verreweg de meeste daarvan in de vorm van ‘grip op immigratie’, een einde aan de onveiligheid en intolerantie op straat, een einde aan het afbraakbeleid van de Nederlandse tradities en identiteit en van de algehele desintegratie van de samenleving.

Zaken waarmee Pim Fortuyn rond 2000 al furore maakte – en die er, een kwarteeuw later, stuk voor stuk niet beter maar veel slechter voorstaan. En dat in combinatie met torenhoge belastingen en accijnzen, klimaat- en milieumaatregelen die vooral de ondernemer en de vakman raken en een gierende inflatie waar niet tegenop te hamsteren valt.

De kloof tussen politiek en burger

Natuurlijk: Nederland is geen eiland. Een groot deel van de zorgen komt voort uit grotere Europese en wereldwijde ontwikkelingen waarop Den Haag weinig invloed heeft.

Maar juist dan, in zo’n bange tijd, verwacht je van politici in een democratie dat ze de zorgen en angsten van hun achterban aanvoelen, doorvoelen en omzetten in beleid. Maar in de politieke kaste is bijna niemand meer te vinden die een fysiek zwaar beroep heeft uitgeoefend of die een onderneming door zwaar weer heeft geloodst. Ruim 80 procent is hoog opgeleid.

Van de mensen die ‘aan de knoppen zitten’, weet bijna niemand meer wat het is om aan de ontvangende kant te staan van al die maatregelen van onze veel te grote overheid, die ook nog eens haar eigen burgers categorisch wantrouwt, controleert en disciplineert.

De beste stuurlui staat aan wal

Aha, zegt u, de beste stuurlui staan weer eens aan wal. Nou ja, wellicht. Maar hoe zou dat komen? Kan het zijn omdat de slechtere stuurlui er met het schip van staat vandoor zijn gegaan? En een koers hebben ingezet die niet wordt gelegitimeerd door de meerderheid van de bevolking – en evenmin leidt tot bevredigend beleid dat een oplossing biedt voor de grote problemen die op ons afkomen?

Een gewichtige staatscommissie onder leiding van Johan Remkes concludeerde in 2018 dat het parlementaire stelsel flink aan het roesten is. Het zou onder meer baat hebben bij een correctief, bindend referendum. Daarmee kan de bevolking ingrijpen als beleid haaks staat op wat de meerderheid wil.

Na eerdere gefaalde pogingen, waarbij zelfs aanvankelijke initiatiefnemers als D66 en PvdA zich keerden tegen het referendum, ligt er op dit moment bij de Eerste Kamer een grondwetswijziging. Als die erdoor komt, heeft Nederland eindelijk weer een referendum.

De angst voor de kritische kiezer

Maar niet te vroeg gejuicht. Je mag dan alleen een referendum organiseren over nieuwe wetgeving en je hebt vierduizend handtekeningen en bijna een half miljoen ondersteuningsverklaringen nodig om überhaupt een volksraadpleging af te dwingen.

De uitkomst is pas geldig als eenderde van de kiesgerechtigden komt opdraven, en zo zijn er nog wel meer voorwaarden. Nederland-polderland stelt geen prijs op een kritische bevolking die de behoefte heeft om onwenselijk beleid tijdig bij te sturen.

Een kwarteeuw na het einde van de stabiele en haast ­rimpelloze jaren negentig mag toch wel duidelijk zijn dat het politieke landschap is veranderd.

Toch klinken nog steeds verontwaardigde geluiden over de kiezer, die op drift zou zijn geraakt en die in de armen is gedreven van gevaarlijke populisten op de flanken (en dan wordt altijd bedoeld: radicaal-rechts).

Zulke signalen komen vooral uit de hoek van de oude middenpartijen en van de denktanks, media en academici die zich al dan niet openlijk met die partijen plegen te ­liëren.

De mythe van de dolende kiezer

Dit terwijl nuchter politicologisch onderzoek, zoals door hoogleraar Tom van der Meer aan de Universiteit van Amsterdam, laat zien dat de kiezers ten eerste niet ‘op drift’ zijn geraakt, maar sinds 2000 steeds beter doen wat ze eigenlijk altijd al hadden moeten doen: kiezen.

Velen stemmen nog altijd overeenkomstig hun overtuigingen en belangen, maar per verkiezingsronde kijken ze kritischer welke lijst en kandidaat bij hen past. Ten tweede schuiven kiezers helemaal niet zo sterk op naar rechts, zoals allerlei progressieve doemdenkers willen doen geloven.

Kiezers stémmen wel rechtser de laatste jaren, omdat het onderwerp van de verkiezingen – meestal iets met immigratie en integratie – door rechtse partijen wordt bepaald.

De opmars van rechts en de val van de VVD

Dat is niet vreemd. Veel Nederlanders hebben zorgen over de gevolgen van de welhaast ongebreidelde asiel-, gezins-, arbeids- en studiemigratie van de laatste decennia. Dus kiezen ze in het stemhokje voor een partij die zich daar stevig op profileert.

Dat verklaart de opmars van de PVV in de afgelopen jaren, en kortstondig van enkele andere politieke ondernemers op rechts. Maar de kiezer wil het liefst ook een partij die iets voor elkaar krijgt.

Dus toen de VVD in de zomer van 2023 eindelijk haar cordon sanitaire jegens de PVV ophief, wat vanuit democratisch oogpunt zeker viel te verdedigen, schoot zij zichzelf daarmee in de voet – zoals bij de historische verkiezingen in november zou blijken.

democratie dilan yesilgöz
De VVD werd niet de grootste partij in de vorige verkiezingen. (Foto: ANP)

De verkiezingen en de nasleep van 7 oktober

Bij het succes van de PVV zal zeker hebben geholpen dat ruim een maand voor de verkiezingen, op 7 oktober, Hamas Israël aanviel. Het was de dodelijkste aanval op Joden sinds de Holocaust, met als zichtbaar gevolg in Nederland: een lange reeks demonstraties op pleinen en stations, die lieten zien hoe fel de haat jegens Israël is onder bepaalde delen van de bevolking.

Deels gingen die zich ook te buiten aan verkapt of zelfs openlijk antisemitisme. De gewelddadige protesten op universiteiten en bij de opening van het Holocaustmuseum in het voorjaar van 2024 werden gevolgd door een ruwe verstoring van de herdenking van 7 oktober op de Dam, en een heuse ‘Jodenjacht’ van Amsterdamse taxichauffeurs en straatjochies – met een onmiskenbare islamitische achtergrond – rondom de wedstrijd Ajax-Maccabi Tel Aviv, op 7 november 2024.

Het multiculturele drama: 25 jaar later

Die ontluisterende taferelen zetten het thema ‘integratie’ ineens weer op de publieke agenda. En dat precies een kwart­eeuw na de publicatie in NRC Handelsblad van een essay van socioloog Paul Scheffer: ‘Het multiculturele drama’.

Na Frits Bolkestein en Pim Fortuyn op rechts, overtuigde de PvdA’er Scheffer nu ook een links publiek van de mankementen van de multiculturele samenleving. Of nou ja, in elk geval sloeg zijn analyse in als een bom.

Laten we er, ter ere van zijn zilveren jubileum, nog even induiken. Scheffer schreef dat het toenmalige immigratiebeleid ‘eilanden van armoede en onwetendheid’ schiep. Niets volksverheffing, niets integratie.

‘Het gaat om enorme aantallen achterblijvers en kanslozen, die de Nederlandse samenleving in toenemende mate zullen belasten.’ De nieuwe verdeeldheid in de samenleving, tussen immigranten en autochtonen, was van een heel andere orde dan de oude verzuiling, die Nederland gewend was, aldus Scheffer: ‘De ­levensbeschouwelijke verdeeldheid betrof een gemeenschappelijke geschiedenis, werd in toom gehouden door een algemeen aanvaarde grondwet en kon worden uitgevochten in een en dezelfde taal. Anders gezegd: de zuilen droegen één dak.’

De teloorgang van nationale samenhang

Scheffer schrijft over een ‘voortrekkersrol’ van ‘succesvolle migranten’ voor ‘hun achterban’ – waarvan ze zich doorgaans zo snel mogelijk losmaken. Hetzelfde geldt natuurlijk voor de blanke arbeidersklasse en lagere middenklasse.

Met sociale mobiliteit komen nieuwe vrienden, nieuwe banen, nieuwe media en nieuwe waarden, de traditionele waarden van de klasse-van-komaf worden algauw losgelaten en vergeten. Sociale mobiliteit is een individueel feestje, geen klassenfeest.

Om die sociale kloven toch te overbruggen, kun je proberen te bouwen aan één gedeelde nationale identiteit. Althans, in de negentiende eeuw was dat nog een links-progressief ideaal om de oude sociale scheidslijnen te boven te komen.

Maar Scheffer concludeerde al in 2000: ‘We slaan onszelf op de nationale borst omdat we denken er geen te hebben. Die grenzeloze houding van Nederlanders draagt niet bij tot integratie, omdat daar achter maar al te vaak een afstandelijke en achteloze samenleving schuilgaat.’ En: ‘Een samenleving die zichzelf verloochent heeft nieuwkomers niets te bieden.’

De erosie van gedeelde werkelijkheid

Het behoeft geen nadere toelichting dat zijn woorden vandaag de dag nog sterker resoneren dan toen ze werden geschreven, nu niet alleen weinigen nog letterlijk dezelfde taal spreken, maar het ook in figuurlijke zin ontbreekt aan een gedeeld idioom.

De oude media zijn steeds irrelevanter geworden en bedienen nog maar een kleine, uitstervende doelgroep. Publieke en commerciële omroepen, maar ook kranten en andere media zijn inhoudelijk vrijwel inwisselbaar geworden.

De coronatijd bracht een stroomversnelling in een toch al voortrazende rivier van wassend wantrouwen tegen traditionele journalistiek, de wetenschap en het openbaar bestuur.

Hun aloude gezag maakte plaats voor scepsis – en er is een groeiende groep soevereinen, autonomen en andere complotdenkers die zich in verregaande mate hebben afgescheiden van de samenleving.

De tirannie van de consensus

Terwijl het internet de belofte had van een totale democratisering van kennis en opinie – iedereen deskundige, iedereen columnist – lijken sociale media de laatste jaren vooral echokamers op te leveren waarin het heerlijk luisteren is naar het eigen gelijk.

En ben je het niet met ons eens, dan ben je een fascist. In reactie daarop is de klasse die aan de knoppen zit, voor­­al bezig gegaan met het indammen van ‘desinformatie’. Zelfs particuliere bedrijven moeten voldoen aan strenge eisen om een bepaalde visie op de wereld te laten prevaleren boven alternatieve waarheden.

De democratische desillusie

Het eerste presidentschap van Donald Trump bracht al een schokreactie teweeg bij de gevestigde orde, waarna in de westerse wereld allerlei wet- en regelgeving werd opgetuigd om zijn leugens (post-truth) te onderdrukken.

Dat het nog zo simpel niet is om leugens van waar­heid te onderscheiden, en dat het iets engs heeft om door een overheid of platform top-down te laten bepalen wat wij mogen zien, horen en lezen, dat was van ondergeschikt belang.

En daar zijn we nu, te midden van de populistische golf die over de westerse democratieën trekt – en die volgens heel wat gewichtige deskundigen het einde inluidt van de wereld zoals we die kenden.

Maar bedenk wel: burgers die in een vrije, welvarende en zelfbewuste democratie zijn geboren, of die er goed in zijn geïntegreerd, die worden niet zomaar autocraten – laat staan fascisten.

En als ze wel neigen naar een autocratische richting, dan kan dat zomaar zijn omdat ze jarenlang, keer op keer, zijn teleurgesteld. Door het democratisch systeem zelf en de hoogopgeleide zondagskinderen die al die jaren aan de knoppen zaten.

democratie Donald Trump
Donald Trump legt de eed af als 47e president van de VS, 20 januari 2025. (Foto: Getty)

Wanneer representatie faalt

De afkeer van dat establishment kan kwalijke vormen aannemen en grote schade veroorzaken.

Maar erger nog dan een paar jaar een paar populisten in je regering moeten tolereren, is de gedachte dat ook zij niets doen om de teleurstelling om te buigen in hoop, om de ongehoorden weer te horen en de ­afgehaakten weer te laten aanhaken.

Als zelfs hun democratisch gekozen vertegenwoordigers verzuimen het volk te vertegenwoordigen, dan is het systeem echt kapot.

Ziedaar het verdriet van de democratie.

 

Schrijf u in voor onze middagnieuwsbrief

Met de gratis nieuwsbrief EW middag wordt u dagelijks bijgepraat met commentaren en achtergronden bij de belangrijkste nieuwsverhalen.