Met de val van dit kabinet is de democratie terug bij af

Schoof bezoekt koning op Huis ten Bosch na val kabinet (ANP)

Het kabinet-Schoof was een experiment in vele opzichten. Bovenal was het een gesprek tussen democratie en rechtsstaat, dat nodig was om verder te komen. Met de kabinetsval is dat gesprek voorbij – en het komt niet gauw meer terug, schrijft Geerten Waling in dit essay.

Verreweg de grootste partij die toch geen premier leverde, een partijloze ambtenaar in het Torentje, vier partijleiders in de Tweede Kamer, openlijke strijd tussen Kamerleden en ‘hun eigen’ bewindspersonen – het korte jaar dat het kabinet-Schoof bestond, bracht een ongekende reeks politieke experimenten met zich.

Niet in elk geval is het even erg dat daar nu een einde aan komt. Maar er kleeft een groot nadeel aan de val van het kabinet: de dialoog tussen rechtsstaat en democratie, hoe geforceerd die ook was, is hiermee ook ten einde. De kans is klein dat er binnen afzienbare tijd nog een coalitie komt tussen de bestuurspartijen en hun uitdagers.

Anders gezegd: de regenten en de populisten staan weer lijnrecht tegenover elkaar, de eersten aan de knoppen, de laatsten langs de lijn.

Vanuit democratisch oogpunt was de fout van de VVD te prijzen

Jazeker, de VVD heeft een grote misrekening gemaakt door twee jaar geleden  – eerst via toenmalig Tweede Kamerlid Ruben Brekelmans in EW, en later bij monde van partijleider Dilan Yeşilgöz – de deur naar samenwerking met de PVV op een kier te zetten.

Strategisch was dat een blunder, want politicologen weten allang: als immigratie het verkiezingsthema is en als de radicaalste stem niet langer wordt buitengesloten, dan is die voor veel kiezers aantrekkelijker. De PVV is the real deal, op dat thema.

Democratisch was het juist te prijzen dat de VVD eindelijk de banvloek ophief die partijleider en premier Mark Rutte al in 2012 had uitgesproken. Bij een open, democratische samenleving hoort dat iedere kiezer in principe vertegenwoordigd is  – niet alleen in de Tweede Kamer, maar ook aan de onderhandelingstafels voor een nieuwe regering. Dat bleek ook wel toen de PVV eindelijk aan tafel mocht zitten, maar daarover straks meer.

De wonderlijke uitslag van 22 november 2023 hield niet alleen in dat de PVV 37 zetels (een kwart van de Kamer) kreeg, maar dat ook nieuwkomers NSC (20 zetels) en BBB (7 zetels, maar wel de grootste in de Eerste Kamer) enorm goed scoorden, terwijl de VVD na het vertrek van Rutte relatief goed overeind bleef (24 zetels). Wie door zijn oogharen naar de coalitie-opties keek, zag een uitgemaakte zaak: een rechtse regering.

Niet langer links-rechts

Maar bij de uitwerking daarvan bleek het politieke speelveld niet langer te zijn verdeeld langs de lijnen ‘links’ en ‘rechts’, maar langs de lijnen ‘democratie’ en ‘rechtsstaat’. Aan de ene kant stonden PVV en BBB, die beloofden wat veel kiezers wilden, namelijk het aanpakken – tegen elke prijs – van de grote problemen met onder andere asiel, immigratie, de landbouw, de economie en de woningmarkt.

Aan de andere kant stonden NSC en VVD, die beloofden te bouwen aan goed bestuur in een rechtsstaat, die is gehouden aan de Grondwet en internationale verdragen en waarin individuele burgers en de instituties beter werden beschermd – en dat alles ook nog eens met een kloppend huishoudboekje.

Tot ieders verbazing waren het dus vooral Geert Wilders en Pieter Omtzigt die tegenover elkaar stonden: de twee grote winnaars van de verkiezingen, allebei met een anti-establishment-agenda en de belofte om de fouten van vorige regeringen te herstellen.

In die voorgaande regeringen was steeds de VVD de grootste geweest en had de premier geleverd. Met die hoofdschuldige moesten de drie hemelbestormers nu zakendoen.

En als er al plannen waren die mondjesmaat door de kiftende coalitie heen kwamen, dan stond ergens achter de bosjes de VVD-minister van Financiën (die sliep ‘met de bezuinigingsbijbel onder het kussen’, volgens oud-PvdA-Kamerlid Henk Nijboer) al klaar om ze een stevige spaak in de wielen te drijven. De wens van de kiezer? Nieuwe plannen? Hersteloperaties? Niets, daarvan: begrotingsdiscipline!

Gesprek tussen democratie en rechtsstaat

De lijst met gebroken beloften van het kabinet-Schoof is lang. Het werd het politieke equivalent van een treinwrak. Toch was het goed dat het kabinet er kwam – en is het rampzalig dat het nu uiteenvalt. Met een zo sterke anti-stem in de Tweede Kamer (politici die tegen het establishment zijn, hebben 81 van de 150 zetels) viel de wens tot drastische verandering niet langer te negeren. Noem het de stem van de democratie.

Die stem is in de afgelopen jaren vaak lijnrecht tegenover de stem van de rechtsstaat komen te staan. Grenzen dicht? Moskeeën en islamitische scholen sluiten? De sociale huren bevriezen of het klimaatbeleid ontmantelen? De PVV – en andere ‘populisten’ – wilde het allemaal zo graag, maar steeds weer klonk het: computer says no. Of in dit geval was er de rechtbank die onverbiddelijk een streep door zulk beleid zette, of zou zetten zodra het zou zijn ingevoerd.

Toch was in de coalitie die vorig jaar tot stand kwam wel ruimte voor verzoening. Voor een gesprek tussen die democratie en die rechtsstaat. Enigszins ongezellig afgedwongen door Pieter Omtzigt, tekenden de vier partijleiders – inclusief Wilders dus – een verklaring waarin zij beloofden de rechtsstatelijke spelregels te respecteren. Daarbinnen kon vrijuit worden gepraat over beter beleid, en zelfs over hardere maatregelen in lijn met de wens van de meerderheid van de kiezers.

PVV’ers in het kabinet waren net lekker bezig

Het experiment-Schoof bood eigenlijk een nieuw harmoniemodel. Daarin kwamen de revolutionairen de boel nu eens niet slopen, maar kwamen zij samen met het ancien régime tot een akkoord. Een deal waarin de regenten een paar stoeltjes afstonden aan de populisten – en de populisten daar vol goede moed op plaatsnamen om nu eindelijk zelf aan die knoppen te kunnen zitten.

De overdreven aandacht voor het falen van migratieminister Marjolein Faber, doet vergeten dat de meeste andere PVV-bewindslieden – Fleur Agema, Dirk Beljaarts, Barry Madlener, Chris Jansen, Zsolt Szabó en Ingrid Coenradie niet te vergeten – net lekker bezig waren.

Tenminste, die indruk wekten ze met al hun werkbezoeken, tripjes naar het buitenland (al dan niet met de Koning), hun inhoudelijke toppen en symposia – het was vast een kwestie van tijd voordat al hun nieuwe wetgeving naar de Tweede Kamer zou komen.

De avond voor de kabinetsval zat Agema nog een uur lang uitgebreid te keuvelen, onder meer over de zorgsector, kunstmatige intelligentie en het aanstaande zorgakkoord, met gasten als Jort Kelder en Arend Jan Boekestijn bij Goedenavond Nederland (WNL). Ze hoopte wel ‘dat er morgen nog een kabinet zit’. Het zal toch niet zo zijn dat Geert Wilders, immer jaloers en paranoïde, thuis heeft zitten kijken?

Het verdriet van de kabinetsval

Tragisch, al de gefnuikte plannen en geknakte carrières van die PVV-bestuurders, maar er is nog groter leed te betreuren. Dat gesprek tussen die democratie en rechtsstaat, die dialoog tussen daadkracht en goed bestuur, is hiermee bruut afgekapt. En die komt niet zo snel weer terug. NSC en BBB verdwijnen, of worden zo klein dat ze geen serieuze rol meer kunnen spelen.

De VVD heeft weinig gezichtsverlies geleden en blijft vast overeind. Mogelijk worden de liberalen zelfs de grootste, vanwege hun sterke positie op het thema internationale veiligheid. Ook de PVV zal blijven, Geert Wilders kon al jaren rekenen op een vaste achterban van vijftien tot twintig zetels die hem niet gauw in de steek laten.

Of hij daar nog veel aan toe weet te voegen, zoals in 2023? Dat is maar de vraag, nu zijn kiezers van destijds zien dat hij in de coalitie niets voor elkaar kreeg en voortijdig (en iets te pathetisch) de stekker uit het kabinet trok.

Wranger is nog dat de VVD in aanloop naar de verkiezingen wel gek moet zijn om de PVV niet weer uit te sluiten, zoals Rutte steevast had gedaan. Na het gedoogexperiment met Wilders had Rutte in 2012 zijn lesje wel geleerd. Hetzelfde geldt ongetwijfeld voor zijn opvolger Yeşilgöz in 2025.

Vanuit democratisch oogpunt is en blijft het treurig, maar electoraal valt het de VVD niet te verwijten als zij de deur naar de PVV weer dichtsmijt en grondig vergrendelt.

Miljoenen teleurgesteld, en de politiek is terug bij af

Nederland blijft achter met miljoenen kiezers, van de PVV maar ook van BBB en NSC, die dachten eindelijk mee te mogen doen, eindelijk te worden gehoord. En die nu zien dat er niets is bereikt. Dat hun stembiljet op 22 november 2023 een waardeloos briefje blijkt te zijn geweest, is niet alleen een verdriet dat de verliezers van vandaag zouden moeten voelen. Het zou elke democraat in het hart moeten raken.

Dan is er natuurlijk nog de hoop dat er een ‘betere Wilders’ opstaat, met een partij die wél democratisch en transparant is en met een leider die niet sektarisch en monomaan te werk gaat. Iemand als de eigenzinnige en populaire Ingrid Coenradie, in combinatie met een zieltogend-rechtse partij (NSC, JA21?), zou nog voor een verrassing kunnen zorgen. Maar gezien de vele avonturiers die afgelopen decennia in de politiek zijn opgestegen en jammerlijk zijn neergestort, zou het onverstandig zijn daar al te veel geld op in te zetten.

Het laat zich uittekenen dat een volgende coalitie, hoe moeizaam ook, weer zal bestaan uit middenpartijen, met hun oude netwerken in het openbaar bestuur, de ambtenarij, de consultancy en de journalistiek. En de hervormers en revolutionairen? Die staan weer buiten de poort, te tieren tegen de poortwachters. Die poortwachters halen hun schouders op en lachen wat, want zij weten: met die lui hoeven wij goddank voorlopig niet meer te praten.

Wat verloren gaat, is een perspectief op de toekomst. Het pad naar een broodnodige synthese tussen de legitieme eisen van de democratie en de legitieme grenzen van de rechtsstaat, waarop premier Dick Schoof de schuifelende en schoorvoetende verkenner was, is bij dezen afgesneden. Een kwarteeuw na de Fortuyn-revolte is de politiek weer helemaal terug bij af.