Steeds minder jongeren in Nederland worden door het Openbaar Ministerie (OM) aangemerkt als verdachte van een misdrijf. De verklaringen voor dit fenomeen zijn bijzonder te noemen.
In 2006 werden nog 126.680 jongeren tussen de 12 en 25 jaar verdacht van een misdrijf, meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). In 2013 lag het aantal verdachte jongeren nog maar op 78.970, een daling van bijna 40 procent.
Braver?
De daling gaat op voor zowel allochtone als autochtone jongeren, maar het zijn vooral de autochtone jongeren die braver lijken te zijn geworden. Het aandeel allochtone verdachten steeg tussen 2006 en 2013 van 40 procent naar bijna de helft.
Voor het feit dat het aandeel jonge allochtone verdachten toeneemt, komt het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC) met een droge verklaring. Er zijn meer allochtone jongeren bijgekomen en dus is het logisch dat hun aandeel groeit. Daarbij zijn allochtone jongeren vaker veelplegers en komen zij daarom niet meer bij bureau Halt terecht.
Cybercrime
Maar het WODC, dat met geen woord rept over verschillen in opvoeding en cultuur, komt met nog een andere verklaring voor het verschil. Autochtone jongeren houden zich veel meer bezig met cybercrime, terwijl hun allochtone leeftijdsgenootjes vooral reguliere misdrijven plegen. En cybercrime zie je niet en dus ontspringen veel autochtone crimineeltjes de dans.
Daarnaast gebruiken OM en politie sinds 2008 een ander registratiesysteem en dit heeft gevolgen gehad voor het aantal geregistreerde verdachten.
Allochtonen de dupe
Conclusie: zo braaf zijn de jongeren van nu helemaal niet. Vooral de autochtone jongeren flessen de boel door vooral online de wet te overtreden.
En daar zijn de allochtone jongeren, die ondanks hun minderheid nu in de helft van de gevallen worden aangeduid als verdachte, de dupe van. Zou het WODC de eigen conclusies geloven?