Waar de Rijn Nederland binnenstroomt, komt een haven voor de beroepsvaart, zo schrijven Europese richtlijnen voor. Is die haven wel nodig?
Bijna ongemerkt stroomt de metersbrede Rijn sinds 1817 bij het kleine dorpje Spijk Nederland binnen – en niet bij Lobith, zoals vaak wordt gedacht. Alleen het verschil in kribbakens bewijst dat de tonnen water de grens zijn overgestoken: de palen in Duitsland hebben gekleurde ringen, die in Nederland zijn simpele ijzeren bakens.
Duitsland is vanaf de dijk over de groene uiterwaarden en het glimmende Rijnwater aan de overkant te zien. Het gefluit van vogels wordt er onderbroken door het geluid van een incidentele zandwagen die naar de zandwinning rijdt en door de vele schepen die op de rivier ronkend voorbijtrekken.
Onwetendheid
Dit uitzicht zal over een aantal jaar verdwenen zijn. Europese richtlijnen bepalen dat om de 30 kilometer een overnachtingshaven voor de beroepsvaart moet komen. Schippers mogen maximaal 14 uur aan één stuk door varen en moeten op tijd kunnen stoppen.
De eerste Nederlandse rustplek komt bij Spijk, in de uiterwaarden die Beijenwaard heten. ‘Het overkomt ons, net als het Spijk overkomt,’ zegt Mark Slinkman (41), burgemeester van gemeente Rijnwaarden. De CDA’er wil er het beste van maken, samen met de inwoners van Spijk.
De onwetendheid drukt het meest op het kleine dorp. ‘We weten niet wat we kunnen verwachten. Geluids- of stankoverlast, waardevermindering van onze huizen?’ zegt Guido Ariessen (37), bestuurslid van Stichting Actief Spijk. In Spijk hebben ze altijd geweten dat de overnachtingshaven bij hen voor de deur zou komen: ‘Het kan kort of lang duren, maar hij komt er toch.’ Nu kunnen ze alleen nog maar hopen op een vorm van compensatie.
Rode daken
Alle andere mogelijke locaties voor de haven een paar kilometer stroomafwaarts werden afgewezen. Plaatsing in recreatieplas De Bijland was geen optie, omdat het meer – zomers druk bezocht door strandgangers en vol met watersporters – dan zou halveren.
Ook de bestaande vluchthaven bij Tuindorp, een klein arbeidersplaatsje met alleen maar rode daken, bood geen uitkomst. Uitbreiding van de vluchthaven was onmogelijk, omdat het aangrenzende stuk natuur, het zogenoemde Tolkamerdijkje, onder natuurbescherming van Natura 2000 viel.
Wel wordt de vluchthaven bij Tuindorp grondig gerenoveerd. Twintig jaar geleden lag die haven rond de Kerstdagen nog bomvol: inwoners van de omliggende dorpen kwamen graag naar het spektakel kijken. Maar dat is lang geleden. De roestige, oude steigers en gebrekkige elektriciteitsvoorzieningen zijn niet aantrekkelijk voor passerende schippers.
Bovendien zijn de steigers slechts geschikt voor schepen van 85 meter. In de overnachtingshaven bij Spijk is straks plaats voor schepen van 135 meter.
Uiterwaarden
Schipper Jan Jansen (48) uit Lobith ziet daarom de meerwaarde van de veranderingen wel. ‘Het is zonde als een schipper te vroeg moet stoppen met varen, omdat hij de volgende haven niet kan halen.’ Zelf heeft Jansen een continu schip van 110 meter, dat met twee of drie schippers 24 uur per etmaal vaart.
Hij brengt zo min mogelijk tijd ‘aan wal’ door, alleen als het niet anders kan. Veel van zulke grote schepen – die straks de vijftig ligplaatsen van de overnachtingshaven in Spijk moeten vullen – hebben meerdere schippers aan boord. Jansen denkt dan ook dat de nieuwe haven bij Spijk weinig zal worden gebruikt.
Het moderniseren van de vluchthaven bij Tuindorp was in zijn ogen al voldoende geweest, daarvoor hadden de uitgestrekte uiterwaarden niet op de schop gehoeven.
Paul Gerritzen (83), geboren op een boerderij in Spijk, weet nog goed dat hij en zijn broers in het gebied konijnen vingen. ‘De konijnenholen in de dammen hadden maar één uitgang, we groeven ze zo uit.’ Het wordt een hele klus om het gebied te verbouwen, denkt hij. Jarenlang dumpte iedereen er zijn afval.
Vooral een oude put – nu een mooi meertje met bomen – waaruit klei werd gewonnen voor de steenfabriek was populair. ‘Ze zullen er zelfs nog een hele bus vinden, lijn 24,’ grinnikt de oud-monteur van transportbedrijf Hendriks met een knipoog.
Elsevier nummer 16, 18 april 2015