Hoorn doet spannende, soms bloedige VOC-verleden herleven

'Olivier Middendorp'

Vierhonderd jaar geleden vertrokken schepen uit Hoorn om nieuwe zeeroutes te ontdekken.

In het centrum van Hoorn zijn op meerdere plaatsen ‘stadspoorten’ verrezen. De Hoornse vlag – rood-wit-rood – prijkt op de metalen stellages, en ook in duidelijke zwarte letters: ‘Kaap Hoorn 400’. Dat Hoorn een lange geschiedenis kent, ziet iedereen die door het centrum van de stad banjert.

Er is geen straat zonder zeventiende-eeuws pakhuis of café met een verwijzing naar historische personen als Jan Pieterszoon Coen, een belangrijke gouverneur-generaal in Batavia, betiteld als schurk én als held. In de pittoreske haven valt de oude Hoofdtoren direct op en de gemeente investeerde zelfs in een replica van het VOC-zeilschip de Halve Maen, die bij Centrum Varend Erfgoed Hoorn is te bewonderen.

Feestjaar

Het verleden zit niet alleen in bouwwerken. Enkele jaren geleden liepen de gemoederen hoog op tijdens een discussie over het standbeeld van Coen dat op de Roode Steen staat, voor het Westfries Museum. Ook gebruikt de gemeente het soms duistere verleden als een vorm van citymarketing.

Op 13 juni begint met het evenement NachtKapers een feestjaar. Het is precies vierhonderd jaar geleden dat er twee schepen – de Eendracht en de Hoorn – vanuit de haven van Hoorn vertrokken om nieuwe vaarroutes naar Indië te ontdekken en een half jaar later op het zuidelijkste puntje van Chili Kaap Hoorn te stichten.

In het Westfries Museum richt directeur Ad Geerdink (57) zich niet alleen op de helden van het verleden. De VOC-geschiedenis van rijkdom, maar ook van bloedige slachtpartijen hoort, zoals Geerdink dat beschrijft, bij ‘het DNA van de stad’. ‘De stad heeft ook een ziel,’ zegt hij in zijn statige kantoor achter het museum.

Eigenlijk vindt Geerdink het alleen maar leuk dat er over de geschiedenis wordt gediscussieerd. ‘Je moet niet wegpoetsen wat er is gebeurd,’ zegt hij. ‘Je moet een manier vinden om mensen te prikkelen met het verhaal dat je te vertellen hebt en ze zelf laten uitmaken wat ze ervan vinden.’

Zeemanstaal

In het Westfries Museum kunnen bezoekers met een virtualrealitybril bril ervaren hoe het is om de Kaap te ‘ronden’, zoals dat in zeemanstaal heet. De Hoornse singer-songwriter Tim Knol (25) heeft voor een documentaire zelf de Kaap gerond.

‘Het was alleen wel een luxe versie,’ zegt hij lachend. ‘Wij stonden op een marineschip in plaats van zo’n houten schip dat ze vroeger gebruikten.’ Hij vindt het moeilijk voor te stellen hoe ze dat vroeger hebben gedaan én het bovendien overleefden. ‘De zee was zo wild en ruig, het spookte echt.’ Een bijzondere ervaring: ‘Het voelt alsof je aan het einde van de wereld bent.’

Ondanks alle tijd en moeite die de organisatie erin steekt, dringt het grote evenement onder de ‘echte Horinezen’ nog niet overal door.

Rauwe tijd

Thirsa Leyting (15) leerde op de basisschool over Kaap Hoorn in de geschiedenisles en tijdens theatervoorstellingen, maar had geen idee van de activiteiten die in de stad worden georganiseerd. Ook Cassandra Neetson Lemkes (16) schudt haar hoofd. Ze heeft er niets over gehoord.

Herdenken van geschiedenis heeft als doel na te denken over leed dat is aangericht, maar ook de nuance te vinden. Jur van Goor (75) wijdde de afgelopen tien jaar aan het schrijven van een biografie van Jan Pieterszoon Coen. Als historicus ging hij terug naar de bron en las hij verslagen geschreven door Coen zelf.

Volgens hem is Coen iemand die zijn tijd ver vooruit was qua organisatie en overzicht in Batavia, de toenmalige hoofdstad van Nederlands-Indië. Het was een loyale man, die verantwoordelijkheid nam voor zijn daden. ‘Bovendien was het een rauwe tijd,’ zegt Van Goor. ‘Mensen kenden niets anders dan oorlog.’ Er wordt naar gruweldaden gekeken met de ogen van nu, maar een voorstelling van hoe het toen was, kan er niet worden gemaakt.

Of een georganiseerde herleving van de geschiedenis succesvol is, moet blijken. Linda Fontaine (45) ziet geregeld reclame voorbijkomen, en soms hoort ze iets, maar ze heeft het te druk om zich ermee bezig te houden. ‘Maar het is altijd leuk als het feest is in de stad. Als het maar niet zo’n dode boel wordt!’

Elsevier nummer 24, 13 juni 2015