Elsevier maakte een reconstructie van de moeizame, langlopende en uiteindelijk frustrerende zoektocht naar de daders van de RaRa-aanslagen in de jaren tachtig aan de hand van een reeks afzonderlijke, uitgebreide gesprekken met drie destijds betrokken leidinggevenden van het Landelijk Coördinatie Team (LCT): Paul Martens, Arie Verheul en Herman van Hoogen.
Toenmalig Amsterdams hoofdinspecteur Paul Martens – nu 59 jaar – was de teamleider van het LCT en werkte 23 jaar voor het Amsterdamse korps. Daarna volgden dertien jaar als districtschef in Breda. Nu is hij Projectleider Personele Reorganisatie & Organisatieontwikkeling bij de politie-eenheid Zeeland-West-Brabant.
Arie Verheul (63) werkte in 1987 als adjudant bij het Utrechtse politiekorps, maakte vanaf het begin tot het einde deel uit van het LCT en is nu gepensioneerd.
Herman van Hoogen (83) volgde in april 1988 Paul Martens op als teamleider LCT, dat daarna nog een half jaar zou bestaan. Van Hoogen was toen hoofdinspecteur en chef van het Bureau Bijzondere Zaken van de Amsterdamse politie. Hij is al achttien jaar gepensioneerd.
Harde kern
Deze drie politiemensen zijn ervan overtuigd dat de harde kern van RaRa, behalve uit René Roemersma, uit nog drie Amsterdammers bestond: Henneke Hagen, Bert H. en Fons B. Dit was RaRa, ook al werd alleen Roemersma vervolgd en veroordeeld. Hun namen stonden voluit in het requisitoir van de officier van justitie tijdens het proces tegen René Roemersma, augustus 1988.
Exemplaren van het requisitoir werden volgens Arie Verheul tijdens het strafproces tegen Roemersma aan alle journalisten uitgedeeld. De namen zijn dus toen openbaar gemaakt en waren in brede kring bekend. Elsevier heeft er desondanks voor gekozen alleen de volledige namen te noemen van personen die al eens eerder in de media met RaRa in verband zijn gebracht.
Daarnaast putte Elsevier uit de nodige dossiers. Een 286 pagina’s tellend dossier van de Binnenlandse Veiligheidsdienst, het requisitoir van de officier van justitie, de vonnissen van de rechtbank en het Gerechtshof in Amsterdam, het Algemeen Dossier en het Evaluatierapport van het LCT en de pleitnotities van Adèle van der Plas, een van de advocaten van Rara-verdachten.
Elseviers zoektocht begon in een eenvoudige flat in Amsterdam-Watergraafsmeer, waar Herman van Hoogen leeft met zijn vrouw. Van Hoogen kreeg in 1977 landelijke bekendheid toen hij in Amsterdam werd neergeschoten door RAF-lid Christof Wackernagel, met wie hij zich later zou verzoenen.
Krakers
Er zijn als Elsevier hem bezoekt koffie, koekjes en een map vol krantenknipsels, stukken, foto’s en aantekeningen. ‘Toen het LCT werd opgericht, werden alle politiek activisten in kaart gebracht. Van autonomen tot krakers, Onkruit-activisten en anti-racistische actiegroepen,’ zegt Van Hoogen. ‘Maar pas in het najaar van 1987 bleek dat zich in die gigantische hoeveelheid gegevens en namen, ook de namen van de RaRa-verdachten bevonden.’
Twee RaRa-leden staan hem nog goed voor de geest. ‘Roemersma natuurlijk en Henneke Hagen,’ vertelt hij na uren praten. Henneke Hagen? ‘Ja. Die vrouw die bij de VPRO werkt.’
Herman van Hoogen loopt naar zijn kleine studeerkamer in zijn flat en komt terug met een door nietjes bijeengehouden getypt verslag: Het Proces-verbaal nr. 3000/88, Algemeen Dossier, 13 juli 1988. ‘Hier staat het allemaal in,’ zegt Van Hoogen stoïcijns.
In het dossier van dertig pagina’s zijn heel precies de vijftien delicten beschreven waarvan RaRa werd verdacht, en ook de namen van de tien RaRa-verdachten, met hun geboortedatum en adres, een overzicht van al hun onderlinge contacten en relaties, een gedetailleerde beschrijving van alle bewijsmiddelen en de zaken die in beslag werden genomen.
Elsevier nummer 30, 25 juli 2015