Nederland kan het zich, op straffe van verder afglijden naar een narcostaat, niet permitteren een eiland van gedogen te zijn. We moeten daarom minder gedogen voor samenleving en rechtsstaat.
Sinds een jaar is de teelt, handel en export van nederwiet officieel toegevoegd aan de statistieken van de Nederlandse economie. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek voegt de illegale wiet-industrie jaarlijks 1 miljard euro toe aan het nationaal inkomen.
Zelfs als het daartoe beperkt zou blijven, is het al heel ernstig. Maar geschat wordt dat de productie van wiet alleen al in de gemeente Tilburg jaarlijks 800 miljoen opbrengt, waarmee het een van de grootste bedrijfstakken van de stad is. Landelijke schattingen lopen op tot 6 miljard per jaar.
Narcoland
Illegale drugs vormen de grootste aanjager van misdaad in Nederland. Dat is niet alleen aan het veertig jaar oude gedoogbeleid van ‘softdrugs’ te wijten. Wat ook meespeelt, is dat Nederland een kleine, open economie is, met veel kennis op het gebied van binnenhuisteelt. Gedogen, handelsland en kassenland maakten samen van Nederland een narcoland.
Dat gedoogbeleid is altijd eenzijdig gestoeld op overwegingen van volksgezondheid. Het op zijn beloop laten van ‘soft drugs’ zou gevaarlijke ‘harddrugs’ buiten de deur houden. Dat het gedogen van illegale waar ook een misdadige bedrijfstak zou faciliteren, dat die veel geld zou verdienen en gaandeweg de hele samenleving zou corrumperen – daar hadden achtereenvolgende kabinetten weinig oog voor.
Daar wordt een hoge prijs voor betaald. Er moeten de afgelopen decennia tientallen miljarden aan drugsgeld zijn witgewassen – geïnvesteerd in horeca en onroerend goed. Ook menige nette ondernemer – tot aan de leverancier van kweeklampen toe – heeft de verleiding niet weerstaan om een graantje mee te pikken.
Anders dan het zoetige beeld dat nog steeds van nederwiet bestaat, is het een keiharde, gewelddadige, zelfs moorddadige sector, waarin niets wordt geschuwd om elkaar, gewone burgers en ook overheden onder druk te zetten.
Drugscriminelen
Liquidaties spelen zich doorgaans ‘in eigen kring’ af, maar hele wijken leven in een maffia-achtige bedrijfscultuur. Ook de rest van de samenleving ontsnapt er niet aan, al was het maar omdat burgemeesters en andere autoriteiten onder druk worden gezet, bedreigd en geïntimideerd en gemeenteraden geïnfiltreerd om drugscriminelen te dienen.
Er is terecht veel aandacht voor het gevaar van (islamitisch) terrorisme, maar intussen dreigt Nederland ten prooi te vallen aan een ander, minder opgemerkt terrorisme: een sluipend drugsterrorisme, dat het leven onaangenaam maakt en de rechtsstaat ondermijnt.
In die wereld van zwart geld en bruut geweld wordt nauw samengewerkt door uiteenlopende groepen uit woonwagenkampen, motorbendes en Turkse (en ook Marokkaanse) familieclans, vooral ook in het zuiden van het land, die elkaar op andere momenten net zo makkelijk naar het leven staan.
Gedogen
Veel ‘progressief’ denkende politici en nogal wat burgemeesters denken dit rechtsstaat-ondermijnende probleem op te lossen door de aanvoer van wiet naar coffeeshops te legaliseren. Het is het paard achter de wagen spannen. Het gaat uit van de veronderstelling dat Nederland een geïsoleerd eiland is. Typisch een geval van niet over de dijken kijken.
Nederland kan het zich, op straffe van verder afglijden naar een narcostaat, niet permitteren een eiland van gedogen te zijn. Het gedogen moet daarom juist verder worden ingeperkt en de maffiose sector om het hardst bestreden.
Burgemeesters – zoals Bernt Schneiders van Haarlem – en andere wetshandhavers moeten volledig, en niet zo halfhartig als eerder wel gebruikelijk was, rugdekking krijgen.
Als motorvrienden feitelijk maffiabendes zijn en ze toch niet strafrechtelijk verboden kunnen worden, moeten ze maar – als in Duitsland – civielrechtelijk worden aangepakt. Nederland moet niet in zijn eentje gedogen, maar samen met de buurlanden optrekken, de naïviteit voorbij.
Elsevier nummer 26, 27 juni 2015